353
raad te Makassar van 18 November 1893, is schuldig verklaard aan
„insubordinatie door woorden en gebaren" en te dier zake is veroor
deeld tot de straf van militaire detentie voor den tijd van twee
maanden
O. dat deze veroordeeling is gewezen naar aanleiding van het
gerechteljjk onderzoek, gehouden door de Officieren-Commissarissen,
den kapitein der Infanterie A. A. N. P. en den 2den Luitenant der
Infanterie W. v. d. W., welke bij garnizoensorder van 6 November
1893 No. 324 door den fungeerenden plaatselijken adjudant te Ma
kassar, R. J. A. R. v. Oop last van den plaatselijken militairen
commandant van Makassar, tot die functie waren benoemd;
O. dat artikel 35 der Rechtspleging bij de Landmacht voorschrijft,
dat, wanneer door den commandeerenden Officier van het garnizoen,
(nadat het onderzoek, omschreven in titel I der Rechtspleging bij de
Landmacht, heeft plaats gehad), zal zijn bepaald, dat over het, den
beklaagde te laste gelegde, door een krijgsraad zal worden recht
gesproken, deze twee officieren van dat garnizoen zal benoemen tot
commissarissen tot het houden der gerechtelijke informatiën
O. dat derhalve de officieren-commissarissen, tot het houden der
gerechtelijke informatiën in de zaak van den thans appellant, hadden
behooren te zijn benoemd door den commandeerenden officier te
Makassar
O. dat de Rechtspleging bij de Landmacht den Commandeerenden
officier van het garnizoen nergens de bevoegdheid geeft de benoeming
van officieren-commissarissen aan een ander over te dragen;
O. dat het onderzoek, in de zaak van den thans appellant gehou
den, dientengevolge nietig is en eveneens het vonnis op dat onderzoek
gebaseerd
Gelet op de bovenaangehaalde wetsbepaling, zoomede op de artt.
50 en 58 van 's Hofs Provisioneele Instructië
Rechtdoende
In naam en van wege de Koningin
Ontvangt het appel.
Vernietigt het vonnis, in de zaak van den beklaagde, thans appel
lant, gewezen en het onderzoek in diens zaak gehouden, met last