356 "Wijst de zaak naar den krijgsraad terug, met last om die, met inachtneming dezer sententie, op nieuw te behandelen, te beginnen met de oudste rechtshandeling, waarin de nietigheid is gepleegd, zijnde de voorhouding der verhooren der getuigen. Yerstaat dat de op deze vernietiging gevallen kosten zullen komen ten laste van den Lande. III. Het Hoog-Militair-Gerechtshof. (Sententie dd°. 25 Januari 1895) Gezien het vonnis van eenen daartoe benoemden Krijgsraad te Padang tegen den in hoofde dezer genoemden beklaagde gewezen op den 28sten November en uitgesproken op den 8Btei? December 1894, waarbij hij is schuldig verklaard aan„het moedwillig toebrengen van een kwetsuur, geen ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijken arbeid van meer dan twintig dagen tengevolge gehad hebbende", en deswege veroordeeld tot gevangenisstraf van drie maanden en een geldboete van acht gulden, met bepaling, dat bij niet-betaling dier geldboete binnen veertien dagen na de aanzegging aan de in het hoogste ressort bepaalde straf, zij zal worden vervaDgen door mili taire detentie voor den tijd van één dag, met veroordeeling voorts - in de kosten en misen der justitie, mitsgaders in die van den pro- cesse Gelezen den namens den appellant op den 29st- December 1894 gediende eisch in appèl, waarbij wordt gerefereerd aan 's Hofs pru dentie Nog gelezen de door den geappelleerde R. O. op den 7d™ Janu ari 1895 gediende schriftuur van antwoord in appèl en subsidiaire - eisch a minima, waarbij wordt geconcludeerddat het Hoog-Militair- Gerechtshof, alvorens uitspraak te doen ten principale, bij dispositie incidenteel zal bevelen, dat het vonnis van den Krijgsraad alsnog in presentie van den beklaagde zal worden gepronuntieerd en daarna door hem zijn voorgenomen appel zal worden geinterjecteerd Subsidiairdat het Hoog-Militair-Gerechtshof, met te niet-doening van het appèl en ontvangst van den eisch minima, het vonnis - waarvan appèl zal verbeteren, den beklaagde zal veroordeelen tot de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 381