358 O. dat derhalve voorafgaand herstel van het gepleegde verzuim onnoodig is en de zaak in appèl door het Hof kan worden beslist. O. dat de appellant, tevens gedaagde a minima, te bekwamer tijd van het tegen hem gewezen vonnis is gekomen in hooger beroep en bij de behandeling hiervan door den Advocaat-Fiscaal voor de Land en Zeemacht in Nederlandsch-Indië, in voege voorschreven, is gediend van subsidiaire eisch a minima; O. dat de Krijgsraad te recht, op de gronden en bewijsmiddelen in zijn vonnis vermeld, als wettig bewezen heeft aangenomen dat de appellant, tevens gedaagde a minima op 20 October 1894 des avonds omstreeks kwart over acht, in het dagverblijf te Padang Sidempoean, na vooraf met den Europeeschen luselier J. L. W. te hebben ge vochten, dezen met een scherp voorwerp moedwillig zoodanig aan de linkerzijde van de borst heeft verwond, dat hij tot 2 November daaraanvolgende in de ziekeninrichting te Padang Sidempoean is moeten verpleegd worden. O. dat de Krijgsraad het hierdoor misdrevene ook naar behooren heeft omschreven, doch den appellant, tevens gedaagde a minima, te dier zake eene straf heeft opgelegd, welke niet in eene juiste verhouding staat tot de zwaarte der door hem gepleegde strafbare handeling O. dat 's Krijgsraad^ vonnis mitsdien te dien aanzien verbeterd, doch voor het overige als wel en te recht gewezen, bekrachtigd be hoort te worden; Gelet op de in het vonnis aangehaalde wetsbepalingen, zoomede op de artikelen 50 en 58 van 's Hofs Provisioneele Instructie; Rechtdoende: In naam en van wege de Koningin! Doet te niet het appel. Wijst den eisch k minima toe. Verbetert het vonnis waarvan appèl. Veroordeelt den appellant, tevens gedaagde a minima, ter zake in het vonnis vermeld, tot de straf van gevangenis voor den tijd van zes maanden en eene geldboete groot acht gulden. Bepaalt, dat indien deze geldboete niet is voldaan binnen veertien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 383