22 voor den Indischen dienst" zich „wellicht moeielijk met de eischen voor den dienst in Nederland verdragen." Het Ministerie van Koloniën zocht naar meer verband. Door dit Departement hoofdzakelijk ontstond in 1878 de benoeming eener staats commissie, die een ontwerp moest maken tot vaststelling der „staats rechtelijke verhouding" tusschen de legers in Nederland en in Indië". In de commissie zaten officieren van beide legerspresident was de generaal-majoor Weitzel, een naam die genoeg zegt, wat men gaarne voor het oogenblik en voor de toekomst wenschte. Het rapport der commissie is nooit gepubliceerd. Yan hare voorstellen is weinig tot stand gekomen. (1) Men gaf echter bij het Ministerie van Koloniën den moed niet op. De bij Koninklijke besluiten van 28 Januari 1882, N°. 13, 14 en 15 getroffen nieuwe regeling van het militair onderwijs in Indië vond plaats „in verband met" die van het militair onderwijs in Nederland, nadat eenige jaren te voren was bepaald, dat opleiding voor den generalen staf van het Indische leger in Nederland behoorde plaats te hebben, zooals kan blijken uit de Koloniale verslagen van 1875 en 1876 en de aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediende memorie van toelichting bij de begrooting van Nederlandsch-Indië voor 1877. Sedert is men in deze richting verder gegaan. De Artillerieschool te Weltevreden werd in 1882, de Militaire School te Meester-Cornelis en de Schietschool der infanterie daarna opgeheven laatstgenoemde inrichting in 1893. De oprichting der Koloniale Reserve dagteekent van 1890. Hot Koninklijk besluit van 24 Augustus van dat jaar N°. 18, vastgesteld op de gemeenschappelijke voordracht der Ministers van Koloniën en van Oorlog, overwoog: „dat thans nader maatregelen noodig zijn om te geraken tot de oprichting van een korps, bestemd om de wegens tijdelijke ongeschiktheid uit Indië terugkeerende militairen op te nemen en om hier te lande te dienen als kern voor de uitzending van suppletie troepen." De bij dit besluit gevoegde regeling voor de oprichting van eene Koloniale Reserve zoude „vooralsnog slechts eene voorloopige" zijn. Bij dat besluit werd het Koninklijk besluit van 9 Maart 1874, (1) Koloniaal Yerslag, 1879, 1880. Yoorloopig verslag en memorie van beantwoor ding (2e Kamer) bij de begrooting van Ned.-Indië, 1881, 1882.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 39