387
De merrie zelve lijdt bij een nauw bekken ook veel meer van
de drachtigheid, daar bij het voorwaarts ontwikkelen der vrucht,
zoowel de ademhalingsorganen als het hart worden gehinderd, ter.
wijl ook de baring in dit geval minder gemakkelijk geschiedt.
Ten einde zoowel gedurende de drachtigheid als na de geboorte
een goede voedster te zijn, moet de merrie goede spijsverteringsor
ganen hebben, daar zonder dit, onvoldoende bloed aan de foetus en
onvoldoende melk aan het veulen wordt verschaft.
De geslachtsorganen dienen zoo volmaakt mogelijk te zijD.
Te moederzuchtige merriën moet men wantrouwen, daar zij dik
wijls onvruchtbaar zijn.
"VERSCHILLENDE WIJZEN YAN POKKEN.
Bij het fokken kan men verschillende systemen volgen naarmate
het doel, dat men zich voor oogen stelt.
A. De koppeling van een hengst en eene merrie van hetzelfde ras,
uitgezocht met het doel de fouten van den een te verbeteren door de
goede eigenschappen van den ander, (appareillement).
Deze methode van fokken is het zekerste en het meest in gebruik.
Men past haar toe tot herleving van verbasterde rassen, ten einde
deze geschikt te maken voor de kruising, en tot verbetering van edele
rassen; de resultaten zijn langzaam maar zeker.
De voornaamste regels, welke men hierbij in acht moet nemen, zijn
de volgende:
De taille van hengst en merrie moet ongeveer dezelfde zijn, even
als de ontwikkeling der verschillende deelen. Dekt een groote hengst
eene kleine merrie, dan ontstaan de nadeelen, die een te klein
bekken der merrie aankleven. Is daarentegen de hengst te klein,
dan zal de vrucht zich wel gemakkelijk ontwikkelen, doch steeds van
een klein soort zijn.
Wil men de taille der paarden vergrooten, zoo zoeke men dit eer
der in het voedsel, want dit is het, dat hen doet groeien en ontwik
kelen, men wachte zich hierbij voor overdrijving, daar zulks geen
voordeelen, doch wel nadeelen oplevert.
Wanneer een hengst en eene merrie hetzelfde gebrek hebben, hoe
gering dit ook moge zijn, zoo koppele men deze nimmer samen, daar
Dl. II, 1896. 28