394 dadig voedsel krijgen, worden uit zich zelve ter goeder tijd hengstig en behoeven geen voorbereiding, alvorens bij den hengst gebracht te wordenalleen is het gewenscht hen te voren eene kleine wandeling te laten doen. Hetzelfde geldt echter niet voor zenuwachtige, prikkelbare en door haver overvoerde merries, evenmin als voor lympatische en koude merries. De eerste moeten voorbereid worden door een soort afkoelend systeem en lange wandelingen, en nuchter, na een oefening van drie a vier uren in stap en draf, bij den hengst gebracht worden hierdoor wordt de prikkelbaarheid verminderd en de geschiktheid tot ontvangst van den hengst verhoogd, terwijl bij al te prikkelkare merries tot een aderlating zal moeten overgegaan worden. De koude merries daarentegen moeten een tijd te voren overvloedig graanvoer krijgen en verscheidene malen achtereen bij den hier voor bedoelden boute-en-train gebracht worden. De dekhengst moet gedurende den dektjjd eene zorgvuldige ver pleging ondervinden en krachtig en goed voedsel, hoofdzakelijk haver (gaba) ontvangen. Het gewone ration is alsdan onvoldoende en moet vermeerderd worden, in verhouding van het aantal sprongen, dat hij per dag doen moet, echter zonder overdrijving. De hengst mag noch nuchter noch dadelijk na het eten dekken, het verdient aanbeveling hem twee of drie uren voor den tijd een klein ration haver (gaba) te geven tot opwekking der energie. Na het dekken brengt men den hengst in zijn box terug, waar men hem rustig in het half-duister laat staaneen uur later geve men hem te eten en te drinken. De dekhengsten late men iederen dag gedurende minstens twee uren in de open lucht wandelen; omdat totale rust nadeelig voor hen is, de vetvorming begunstigt en hen daardoor onvruchtbaar maakt. .Zelfs geregeld werk na den dektijd is aan te bevelen. Het aantal merriën, hetwelk een hengst gedurende het dekseizoen bespringen mag, is niet vast te stellen en afhankelijk van leeftijd, temperament, gewoonten enz; gemiddeld kan men het aantal op 45 stellen. De hyppoloog Gayot schrijft dienaangaande het volgende „Men

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 419