24 infanterie van het leger in Iadië en dat in Nederland zooveel mogelijk weg te nemen. Valt het werk der commissie in den smaak van den lastgever en is ook de commandant van het Indische leger er mede ingenomen, dan zullen ook andere Indische reglementen of voor schriften noodwendig aan eene dergelijke herziening worden onderwor pen. Ook in deze richting kan men niet halverwegen blijven staan. Im mers, door de principieele verschillen in het stelsel van legervorming, voor beide strijdmachten gevolgd, door herziening van bepalingen zoo gering mogelijk te maken, komt men dichter bij „het zoo noodig streven om de landmacht in Nederlandsch-Indië al meer en meer in verband te brengen met het Nederlandsche leger." Bij het streven naar meer verband tusschen de legers in Nederland en in Indië speelt het Koloniaal Werfdepot te Harderwijk eeoe beteekenisvolle rol. De geschiedenis van dit korps is voldoende beschreven. Bij de oprichting van de Koloniale Reserve werd, blijkens het betrekkelijk Koninklijk besluit, afgeweken „van de beginselen, neergelegd in de artikelen 2 en 10 van het Koninklijk besluit van 19 October 1848, N°. 64". Tusschen 1870 en 1890 is zoowel door de pers als door de Staten-Generaal herhaaldelijk en vaak met klem aangedrongen op inkrimping en opheffing van het Werfdepot en het opdragen van het beheer der werving voor het Indische leger in Europa aan den Minister van Koloniën. Deze erkende in zijne memorie van beantwoording van het voorloopig verslag der commissie van rapporteurs uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal betreffende de Indische begrooting voor 1889, dat hem „te dier zake van verschillende zijden zeer behartigenswaardige wenken (1) zijn gegeven". Een dier wenken werd in 1888 opgevolgd door de oprichting der onder het Ministerie van Koloniën staande Commissariaten van afmonstering te Amsterdam en Rotterdam. Toen deze en de Koloniale Reserve tot stand gekomen wareD,had, met eenigen goeden wil, het Koloniaal Werfdepot opgeheven, de taak der vorming en uitzending van detachementen suppletie troepen bij den commandant der Koloniale Reserve overgebracht en (1) Zie o. m.W. C. Nieuwenhuijzen, 8tudiën orer het Britsoh-Indische leger, slot, Indisch militair tijdschrift, 1885 en 1886.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 41