395 „kan zonder bezwaar, telkenmale eene merrie aan den hengst geven, „wanneer hij gereed is haar te voldoen; wanneer de omstandig heden zulks meebrengen, twee, drie of vier malen op een dag en den „volgenden dag evenzoo, doch daarna behoeft hij rust. Zoodra echter „de hengst traag wordt in het vervullen zijner functiën, houde men op, „hem te laten dekken, ten einde uitputting en onmacht te voorkomen." Men onderscheidt twee soorten van dekken en wel het dekken in vrijheid en het dekken onder toezicht. De eerste wijze komt voor in de wilde stoeterijen, in de weide enz. Daar zulks dan alleen plaats heeft, wanneer hengst en merrie er aandrang toe gevoelen, ligt het voor de hand, dat deze dekking in den regel vruchtbaar is. Er zijn echter zoovele nadeelen aan ver bonden, dat men de dekking onder toezicht verkiest; hierbij toch kan men de paring geheel regelen, het aantal sprongen beperken in verband met kracht en ouderdom enz. enz. Men kieze hiertoe een eenzame plaats uit, verwijderd van alle geraas en met niets in de nabijheid, wat de aandacht van den hengst te veel trekt, daar het meermalen voorkomt, dat zelfs een energieke dekhengst door afleiding zijne verplichtingen vergeet en niet tot dekken kan worden gebracht. Het terrein moet hard en niet glad zijn, ten einde den hengst een steunpunt te geven. Wenschelijk is het, een gedeelte horizontaal en een ander gedeelte hellend te maken, ten einde zoo noodig te gemoet te kunnen komen in verschil van hoogte. Bij gelijke hoogte van hengst en merrie gebruike men het horizontale gedeelte, bij verschil in hoogte het hellend gedeelte met dien verstande, dat men de kleinste op het hoogste gedeelte plaatst. De merrie wordt ter plaatse gebracht opgetrenst of aan een kaptoom. Aldaar worden, om haar het achteruitslaan te beletten, aan de achter- beenen kluisters gedaan, waarvan lederen riemen loopen naar een soort van haam, welke langer of korter gegespt kunnen worden naar behoefte. Vervolgens rolt men een riem om den staart, ten einde de haren bij elkander te houden en den staart naar de rechter zijde van het lichaam te trekken; het vrije einde van dezen riem loopt ook naar het haam en wordt door een helper vastgehouden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 420