397 de buik ongemerkt in omvang toeneemt, voorts dat zij den hengst weigert, meer dan gewoonlijk eet en drinkt, haar dartelheid verliest, neiging vertoont tot nietsdoen en slapen, moeilijk gaat draven en ook in de weide geen levendigheid vertoont. Te beginnen met de 6e maand worden de kenteekenen duide lijker. In den regel kan men alsdan de bewegingen van de vrucht voelen, door de hand tegen de binnenkant der rechterflank te plaat sen en hiermede naar links te drukken.Houdt men op met druk ken, zoo zal men eene lichte beweging der vrucht bemerken, welke weder op haar plaats komt. Naarmate de drachtigheid vordert, worden de bewegingen der vrucht duidelijker; tegen de 8ste maand kan men deze duideljjk zien, wanneer de merrie op haar linkerzijde ligt, wanneer zij eet en het duidelijkste, wanneer zij gedronken heeft. De symptomen worden steeds sprekender, totdat ongeveer drie weken voor het veulenen de tepels beginnen op te zetten en kort daarna een melkachtige vloeistof afscheiden. Aldus zijn in normale omstandigheden de kenteekenen der drachtig heid, zij zijn echter niet altijd even duidelijk en onfeilbaar. De kentee kenen vóór de zesde maand zijn zelfs weinig te vertrouwen; zoo komt het vaak voor, dat merries, welke niet bevrucht zijn, toch geen hengstigheid meer vertoonen, ter wij! omgekeerd merries, welke reeds in hun 7de, 8ste of 9de maand zijn, nog steeds aan hengstigheid onder hevig zijn, den hengst zoeken en hem toelaten. Sommige merries geven nimmer eenige teekenen van hengstigheid, wat men ook doet om haar op te wekken. De drachtige merrie eischt zorg en verpleging, welke verband moeten houden met het soort, waartoe de merrie behoort. De gewone merrie toch merkt, bij wijze van spreken, niets van de drachtigheid en heeft slechts enkele buitengewone maatregelen noodig. Het is voldoende haar voedsel iets te vermeerderen, haar werk een weinig te verlichten en buitengewone schokken en krachtsinspanning te vermijden. Aanbeveling verdient het echter haar ruimer te stallen en ongeveer een maand voor het veulenen het arbeiden te doen staken. Merries, welke alleen tot fokken dienen en gewend zijn buiten vrij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 422