398 te leven, kunnen zonder nadeel, na gedekt te zijn, weder in de weide worden gelaten. Het rijpaard, hetwelk steeds op stal verpleegd wordt, eischt echter meerdere zorgen en moet meer ontzien worden. De eerste maand na het dekken mag men dit soort merrie slechts met zeer veel voorzorgen gebruiken, zware oefeningen moet men nalaten en alles vermijden, vrat aanleiding geven kan tot hevige samentrekkingen der onderbuiksBpieren, daar in dezen tijd het grootste gevaar voor een miskraam bestaat. Uiterlijk tot de 9e maand kan zij bereden worden, doch men bepale zich tot wandelritjes. De drachtige merrie behoeft zooveel goed en krachtig voedsel, als noodig is om haar, zoowel als de vrucht, juist voldoende te voeden, daar de vetvorming vaak aanleiding geeft tot een miskraam en ten nadeele komt van de ontwikkeling der vrucht. Het ration moet verschillend zijn in de opvolgende maanden, n.l. het grootst in het begin en op het einde der drachtigheid. Hen late de drachtige merrie tweemalen per dag drinken, doch wake er voor dat zij, des morgens nog nuchter zijnde, niet te veel tegelijk drinkt, vooral indien het water koud is. De duur der drachtigheid is niet steeds dezelfde. Volgens de statistiek moet men als maximum 419 dagen (13 maanden en 29 dagen), als gemiddelde 335 dagen (11 maanden) en als minimum 287 dagen (9 maanden en 17 dagen) aannemen. Vallon geeft uit persoonlijke ondervinding, verkregen in Frankrijk en Afrika, een gemiddelde draagtijd van 340 dagen (11 maanden en 5 dagen) Het volksgeloof, als zouden veulens, welke binnen den gemiddelden drachttijd geboren worden, merrie-veulens, en die, welke na den gemiddelden drachttijd geboren worden, hengst-veulens zijn, verdient geen aandacht, daar hiertoe geen enkele grond bestaat. HET VEULENEN. De kenmerken, welke er op wijzen, dat het veulen weldra geboren zal worden, zijn: buitengewone prikkeling der uitwendige geslachts- deelen, eenige dagen te vorenafscheiding van een slijmachtig vocht door de scheede en van een melkachtig vocht door de tepelsvoort-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 423