403
geheel afzonderlijk worden geplaatst, vermageren, weinig eten,
ziek worden en allerlei ondeugden aannemen, terwijl zij, welke
gezamenlijk leven, weinig of niets van het spenen merken.
In dit tijdperk is het gewenscht de verschillende seksen van elkan
der te scheiden, hoewel dit bij halfbloed veulens van minder belang
schijnt te zijn men vereenige echter in ieder geval de veulens in ver
band met hun aard, kracht, ontwikkeling, enz.
Het voer der veulens, welke juist gespeend zijn, moet vooral
overvloedig en van goede kwaliteit zijn. De haver (gaba) is
thans het gewenschte voedsel, daar zij de lichamelijke ontwikkeling
en de hardheid van beenderen en spieren bevordert. In
Engeland geeft men veulens van 6 a 12 maanden tot zelfs 8 liter
haver per dag.
Het spreekt van zelve, dat dit intensieve voedsel gepaard moet
gaan met een voldoende hoeveelheid extensief voedsel, en dat het
ration in kleine hoeveelheden tegelijk moet worden toegediend.
lederen dag behooren de veulens in de open lucht te worden
gebracht en hun de noodige beweging te worden gegeven met het
oog op hunne ontwikkeling. De volbloedhengst-veulens moeten
hierbij geheel op zich zelve blijven; de halfbloedhengst-veulens en de
merrie-veulens kunnen echter zonder bezwaar vereenigd worden. De
in de weide loopende veulens vermoeien zich vaak meer uit
dartelheid, dan met hunne krachten overeenstemt, zoodat men hen
steeds onder toezicht moet houden om zulks te voorkomen.
De oefeningen in het rondstappen aan de longe, het staan aan
den halster, het opnemen der beenen, het sponsen, het poetsen, het
opleggen der deken, enz. enz. worden gedurende dezen tijd voortge
zet, terwijl men de veulens leert, zich in den stal rustig te laten
naderen en in de weide naar de stem te luisteren. Men plage nooit
de veulens, zelfs niet om te spelen, daar zij dan steeds eindigen met
te leeren slaan en bijten.
Yele paardenfokkers geven den raad nimmer suiker te geven, uit
vrees dat de veulens zich dan het aflekken der muren, dan wel krib-
bebijten zullen aanwennen.
De hoeven moeten vooral goed geobserveerd worden, daar zij thans
nog aan vele veranderingen zijn blootgesteld.
Dl. II, 1896. 29