25 het beheer der werving voor het Indische leger in Europa rechtstreeks aan den Minister van Koloniën opgedragen kunnen worden. Het Koloniaal Werfdepot bestaat echter nog altijd evenals het Koninklijk besluit van 19 October 1843, N°. 64 (1), waarvan art. 10 het beheer der koloniale werving rechtstreeks aan den Minister van van Oorlog opdraagt, in overleg met, doch zonder dadelijke bemoeiing van den Minister van Koloniën. De Minister van Oorlog zal niet gemakkelijk medewerken om het Werfdepot op te heffen en die wer ving aan den Minister van Koloniën onvoorwaardelijk over te laten. Hoewel de Grondwet daaromtrent niets bepaalt en nooit iets bepaald heeft, noemde de minister van Oorlog in 1884 dit beginsel inconsti tutioneel. Liever zou ik zeggen, dat het strijdt met de politiek van het Ministerie van Oorlog ten aanzien van het Indische leger. Met het oog op die politiek en de sedert zoo vele jaren bij het Ministerie van Koloniën merkbare neiging om het Indische leger meer en meer met het Nederlandsche in verband te brengen en de bij laatstgenoemd Departement reeds in 1876 uitgesproken meening, dat het streven daarnaar „zoo noodig" is, spreekt het van zelf, dat het beginsel, neêrgelegd in art. 10 van het Koninklijk besluit van 19 October 1843, N°. 64 moet gehandhaafd blijven. Men behoeft daarbij niet te denken aan eene vereeniging van de beide legers of aan eene fusie van de daartoe behoorende officierskorpsen. Bovenbedoelde Minister van Oorlog zeide in December 1884 aan de Tweede Kamer der Staten- Generaal„De koloniale werving staat onder den Minister van Oorlog, die daarover steeds in het meest welwillend overleg treedt met zijn ambtgenoot van Koloniën. Maar zij staat onder den Minister van Oorlog en moet daaronder blijven om de volgende redenen: Al de autoriteiten van het Nederlandsche leger zijn betrokken bij de kolo niale werving; allen moeten de hand leenen om die werving te bevor deren en zoo goed mogelijk të doen slagen. Die autoriteiten staan in rechtstreeksche verbinding met den commandant van het Koloniaal Werfdepot. Bij verschil van gevoelen moet de Minister van Oorlog tusschenbeide treden en uitspraak doen." In de memorie van beant woording op het voorloopig verslag der commissie van rapporteurs (1) Zie Recueil militair", 1843, pag. 238244.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 42