27
de geregelde aanvulling dezer laatste in meer dan één opzicht den
terugslag moet gevoelen van een aantal maatregelen in het belang van
het Nederlandsche leger te nemen, 's Lands belang zou niet gebaat
zijn, indien de werving vcor het Indische leger onder het beheer
van het Departement van Koloniën kwam, zonder dat in bepaalde
omstandigheden wettelijk op den steun van het Nederlandsche leger
kon gerekend worden. Een voorbereidend overleg betreffende deze
aangelegenheid is met den Minister van Oorlog geopend 5 hare nadere
behandeling wordt echter opgehouden door den exceptioneelen toe
stand, waarin het beheer van het Departement van Oorlog op dit oogen-
blik verkeert." (1)
Het bestaande stelsel der koloniale werving noemde de Minister van
Koloniën tien jaren later in een zelfde stuk aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal een (door hem) „veroordeeld stelsel", doch verande
ring van stelsel behoefde allerminst te wachten op de vaststelling der
staatsrechtelijke verhouding tusschen de legers in Nederland en in
Indië, waarvan het betrekkelijk rapport der in 1878 benoemde staats
commissie in 1889 nog steeds prijkte op den staat der onafgedane
opdrachten van den commandant van het Indische leger. Indien de
betrokken Ministers gewild hadden, was er immers sedert lang van
geen „veroordeeld stelsel" meer sprake? En waarom is dat stelsel
veroordeeld? Kapitein G. de Wijs, die een paar jaren bij het Minis
terie van Koloniën werkzaam is geweest, zeide in 1885: „De wer
ving voor het Indische leger moet verder niet meer onder het Departe
ment van Oorlog, maar onder dat van Koloniën ressorteeren. Het is
in alle opzichten verkeerd, dat de werving voor een leger, waarmede
de Minister van Oorlog geen de minste bemoeienis heeft onder de
hoogere leiding van die autoriteit geschiedt. De scherpe afscheiding,
die tusschen de belangen van beide legers bestaat, moge worden af
gekeurd, te loochenen valt zij niet, en hoe gewenscht het wellicht
ware, dat er in stede van afscheiding een innig verband bestond tus
schen de Ministeriën van 's laDds verdediging, zoolang de toestand niet
veranderd is, blijft het noodig aan den daarvoor verantwoordelijken
(1) Memorie van beantwoording der Indische begrootin^ voor 1879, Tweede Kamer
der Staten-Generaal.