58
dan gunstig kan werken, mits de GCt. gemotiveerd uit eigen aandrift
handelt.
Dit nu laat veel te wenschen over. Yaak gaan de GCn. tot zelf
standig handelen over, daar waar zij per se niet bevoegd zijn, om
van het gegeven bevel af te wijken. Hoe het ook toe te juichen is,
de mindere aanvoerders zelfstandig te leeren handelen, toch dient er
streng voor gewaakt te worden, dat zij hunne handeling kunnen wet
tigen. Het reglement geeft duidelijk aan, in welk geval de G. Cn.
bevoegd zijn, om hun groep gesloten te houden:
Maakt „de terreingesteldheid" bij het verspreiden wenschelijkdat
een groep nog eenigen tijd gesloten blijft, dan heeft de G. Ct.de be
voegdheid haar eerst later te doen verspreiden.
De terreingesteldheid kan dus slechts als motief gelden, om van
het gegeven bevel tijdelijk af te wijken.
De G. Cn. dienen er op gewezen te worden, dat b.v. een ravijn, of
eene rivier met steile oevers, een moeras, waar de manschappen
moeielijk door heen kunnen, een geval daarstelt, waarin het wensche
lijk is, om de groep gesloten te houden, zoo deze terreindeeien ver
meden kunnen worden in gesloten orde.
III. Het verspreiden zonder vooraf in gesloten
groepen op te lossen.
Wanneer een sectie uit de flank marcheertkan zij ook warden
verspreid zonder vooraf in gesloten groepen te zijn opgelost. De
S. Ct. geeft hiertoe de noodige aanwijzingen. De G Cn. doen
hunne groepen bij opvolging verspreiden overeenkomstig het bepaalde
bij 185 ES.
Daar de snelle ontwikkeling tot het gevecht uit eiken vorm ge
biedend noodzakelijk is, komt het reglement hierin tegemoet door
de bepaling, dat de sectie ook verspreid kan worden zonder eerst in
groepen op te lossen.
Gedachtig aan het „waar vrjjheid is gelaten, mag deze niet wor
den beperkt" zal de S. Ct. dus geheel vrij zijn in zijne aanwijzingen,
met dien verstande dat eene snelle ontwikkeling en soberheid van
bewegingen op den voorgrond moeten staan.