64
reeds genoemde tweede aflevering van Teysmannia over 1895 ter
hand, waarin een zeer belangrijk artikel voorkomt over Indische
voedergrassen en, waar wij, al lezende, kennis maken met vele voor
Indië zeer goede grassen.
In Indië komen vooral voor paardenvceder uitsluitend zulke
glassoorten in aanmerking, welke:
a. goed bestand zijn tegen aanhoudende droogte,
b. hoog en dicht opschieten en
c. een breed blad bezitten.
Zou men toch grassen willen .kweeken, welke niet tegen langdurige
droogte bestand zijn, dan zou men genoopt zijn irrigatiewerken aan
te leggen, welke, hoe eenvoudig ook, in Indië dikwijls onmogelijk
en zoo niet, dan toch altijd ten koste van belangrijke geldelijke offers
zouden zijn aan te brengen.
Om de vochtigheid van den grotid zoo lang mogelijk vast te kunnen
houden, kweeke noen hoog en dicht opschietende grassen, terwijl een
bteed blad vormende grassoorten noodzakelijk zijn, om een maximum
voedingswaarde te verkrijgen.
Met deze aan het voedergras gestelde eischen, vindt men gemak
kelijk in bedoeld opstel grassoorten, die ons kunnen dienen, zooals
op bladzijde 95, waar wij achtereenvolgens vermeld vinden:
Anthistiria avenacea, (1)
Anthistiria australis,
Panicum bulbosum en meer andere.
Doch wij behoeven niet naar Australië te gaan, om voor ons nut
tige grassen te vinden. Ook in ons Indië groeien uitstekende grassoor
ten, die bij cultuur tot de beste voedergrassen kunnen opgroeien.
Wij hebben hier het oog op de Panicum mollicomum, welke
grassoort veel in de omstreken van Batavia groeit en onder den
Inlandschen naam van „Rormpoet Bengala1' bekend is.
Vervolgens de reeds genoemde Cynodon Dactylon (2), waarvan ook
in de gematigde zone een vaiiëteit groeit, de Panicum prostratum enz.
(1) De persoonsnamen, soms alleen de beginletter daarvfn, welke men echter d(*
wetens» happelijke benamingen aantreft, zcoals in dit geval H. Brown, duiden de natuur-
ondeizcekers aan, die genoemde grassen onderzochten, beschreven en beroemden.
(2^ De afbeelding van dit gras is te vinden in Deel III van de Veeartsenij kundiger
bladen voor Kederlandsch-Indië, plaat IV.