69 Daarbij komea 8 mandoers (1 voor elk garnizoen) voor het op zicht over de grass-farms" tegen f 30.per maand, hetgeen op 2880 komt te staan. Het vervoer van het gras zou kunnen worden aanbesteed; dit is het goedkoopst en men kan daarbij toezicht op mogelijk geknoei houden. Wij stellen dit op f 5000. Het totaal der jaarlijksche uitgaven zou dus bedragen f 68345, zoodat er jaarlijks een bedrag van f 54000 overblijft voor de nog niet door ons besproken bewerking en bemesting van den grond. De te onteigenen gronden toch zullen niet dadelijk geschikt zijn voor de grascultuur en moeten dieper worden omgewerkt, naarmate er meer wortels van planten en andere vreemde bestanddeelen in voorkomen. De kosten zullen rijzen met het grondverzet, doch een flink omgewerkte tuin, waar dadelijk goede stekken worden gebezigd, zal jaren lang van dienst kunnen zijn, zonder vernieuwd behoeven te worden. In ieder geval zullen de kosten van bewerking, verdeeld over de jaren, die een eenmaal aangelegd grasveld kan duren, miniem zijn en kunnen wij aannemen, dat jaarlijks een halve ton wordt bespaard, door zelf in de behoefte aan gras te voorzien. Maar om dat voordeel te behalen, moet de zaak goed worden voor bereid, waartoe een bevoegd persoon aan 's Lands Plantentuin te Bui tenzorg moet worden gedetacheerd, om volledig op de hoogte te komen van de eischen van cultuur van verschillende te kweeken grassen enz. Hem worden tijd en vrijheid gelaten, om zijne opzichters naar eisch op te leiden. Is eenmaal de zaak tot uitvoering gekomen, dan m«ei hij het oppertoezicht over alle aan te leggen grass-farms hebben, en om steeds op reis te kunnen gaan, geheel beschikbaar zijn voor den hem toegedachten werkkring. Een boven de formatie gevoerden paardenarts achten wij daarvoor den aangewezen man. Een officier van de batterij of van het eskadron aan te wijzen, om behalve zijn gewonen dienst opzicht uit te oefenen over de garnizoensgrasvelden, zou niet goed zijn, daar de gewone dienst bij ons leger hem geen tijd laat om bedoeld opzicht naar behooren te verrichten. En dat onvoldoend toezicht spoedig slechte gevolgen zou hebben, behoeft zeker geen betoog.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 86