MILITAIRE BESPIEGELINGEN.
Ernstige tijden, zooals die welke wij thans beleven, stemmen den
mensch tot bespiegelingen en het is daarom dat ik de pen weder
eens opneem, om een en ander te bespreken wat al vele malen
besproken is, doch wat nimmer genoeg besproken kan worden.
In korten tijd is van het leger tweemalen eene geweldige inspan
ning geëischt.
Geweldig, niet zoozeer omdat er gebeurtenissen plaats vonden
van omvangrijken aard, maar slechts geweldig in verhouding tot de
geringe krachten van ons leger.
Zoowel op Lombok als thans op Atjeh, hadden wij slechts te
ageeren op nog geen dagmarsch van onze operatiebasis. De stoot
kan door ons dus worden toegebracht met versche kraohten, de ver
pleging was verzekerd, vrees voor de operatielijnen behoefde niet te
bestaan, hulp en steun waren bij de hand.
Dit alles vergemakkelijkt in niet geringe mate de taak van den
bevelhebber en werkt tevens gunstig op het moreel der troepen.
Yooral voor jonge soldaten is dit alles een belangrijken factor.
Doch wat voorzeker onze aandacht trekken moet, is de groote
getalsterkte der macht, die wij in de laatste tijden noodig hebben om
ons den vjjand van het lijf te houden.
Om van de hulpwapens niet te spreken, behoeven wij thans acht
veldbataljons om onzen tegenstander te bekampen op een paar uur
afstand van onze hoofdversterking, waar reeds bijna een kwarteeuw
onze driekleur waait!
Acht veldbataljons is veel voor een leger dat er maar achttien
heeft en reeds door bovenmatige krachtsinspanning gedurende vele
jaren uit zijn voegen gerukt is.
Met wijziging van een enkel woord in het bekende versje, zoude
men kunnen zeggen: