DE INLANDSCHE LANDAARDEN IN HET NEDERLANDSCII INDISCHE LEGER EN HUN MILITAIRE WAARDE. (1) A. I6 Amboineezen, 2e Senadoneezen, 3e Sangirs en Talauers, 4e Afrikanen, B. Madureezen. C. Javanen. D. Soendaneezen. E. Timoreezen. E. Ternatanen en Tidoreezen. G. Boegineezen en Makassaren. A. AmboineezenMcnadoneezenSangirs en Talauers en Afrikanen. le. De eigenlijke Amboineezen zijn afkomstig van Ambon en de onmiddellijk aangrenzende kleinere eilanden. Men onderscheidt ze bij eenige ondervinding spoedig van de andere Inlandsche stammen, daar zij de duidelijke kenmerken dragen van hun gemengden oorsprong. Over het algemeen zijn ze langer dan de zuiver Maleische stammen, daarentegen niet zoo breed als de Meuadoneezen, doch eerder slank. De huidskleur is donker, soms bij zwart af en verraadt, evenals de zware, vaak sterk krullende haardos, verwantschap met het Papoea-ras. Het gelaat is scherper geteekend dan dat der Menadoneezen, Javanen of Maleiers, terwijl de neus, hoewel breed aan den wortel, van plat tot den rechten of gebogen vorm overgaat. Over het alge meen goed gebouwd, hebben zij een zeer krijgshaftig voorkomen, dat bij de meesten nog verhoogd wordt door het dragen van knevel of baard. (1) Dit opstel, aanvankelijk bestemd voor onderricht aan jongere offioieren, is op ons verzcek door den schrijver welwillend ter plaatsing in dit tijdschritt afgestaan. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 202