OVER IIET TETOYEEREl* ONDER OFFICIEREN. Indien ik het waag voor een opstel over dit onderwerp eene plaats te verzoeken in het Indisch Militair Tijdschrift, dan is het, omdat ik er van overtuigd ben, dat de zaak eene bespreking overwaard is. Door bet onder jonge officieren bekend worden van algemeen geldende denkbeelden omtrent égards, voor elkander in acht te nemen, zullen dikwijls oneeuigheden worden voorkomendoor het volgen van vaste regels in den omgang met elkander, zal de band, die officieren behoort te vereenigen, versterkt worden. En dat die band losser en losser wordthelaas! het valt niet te ontkennen. Het is echter mogelijk, dat de denkbeelden, die ik zal openbaren, voor wederlegging vatbaar zijn; zelfs wil ik aannemen, dat de kwestie op eene andere wijze beter kan worden opgelost. Welnu, dat dan meer ervareren zich de moeite gunnen, mij terecht te wijzen, waar dit noodig is. Zij zullen velen onzer kameraden daarmede een dienst bewijzen. Wellicht dat dan het legerbestuur zich met de zaak bemoeit en door het verstrekken van voorschriften, eenheid brengt, waar door onwetendheid bij jongeren, door eene zekere onverschilligheid bij ouderen, verwarring heerscht. Ik gebruikte daareven het woord kwestie, en men zal mij misschien tegenwerpen „Is er eigenlijk wel eene kwestie, die uitgemaakt moet worden?" Ongetwijfeld bestaat er eene kwestie; er heerscht althans meenings- verschil, zelfs bij sommigen totale afwezigheid van iets, dat naar meeniDg gelijkt, bij anderen onwetendheid. En dat meeningsverschil en die onwetendheid hebben reeds dikwijls aanleiding gegeven tot hoogloopende oneenigheid, tot vjjandschap tusschen personen, die vroeger kameraadschappelijk met elkander omgingen, tot stijfheid,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 237