285
mando's hadden in die dagen reeds heel wat overeenkomst met die
van den tegenwoordigen tijd.
Alleen
hadden wij toen pijpers, die vóór de tamboers marcheerden
stond de infanterie op drie gelederen in linie;
moesten zich in het tweede gelid der vaandelwacbt bevinden één
fourier en twee korporaale, die zoo ten aanzien hunner houding on
der het geweer als in den marsch de meeste regelmatigheid en vol
maaktheid bezaten;
had de gewone pas [die in Juni 1844 afgeschaft en door den
gezwinden pas vervangen werd] slechts eene snelheid van 76 in de
minuut; kende men geen flankmarsch met verdubbelde rotten;
oefenden zich de soldaten bij het schieten naar de schijf aanvan
kelijk op 25 roeden, door met vaardigheid de staartschroef en de
tromp op de streep te richten en op het commando: Vuur, den
voorsten vinger met kracht op den trekker te drukken
was aan den Commandant eener colonne ten plicht gesteld, om
den marsch te verzekeren door tijdig in de gewilde richting adju
danten of officieren te paard te plaatsen, welke hij zooveel zoude
kunnen vermenigvuldig en, als de omstandigheden dit vereischten en
waren ten slotte de colonnes d'attaque en de verschillende ma
nieren, om aan de linie parallelle en perpendiculaire quarrés te for-
meeren, zoowat de hoofdschotel der linie-evolutiën.
Heel sterk was het Indisch leger in die dagenhet jaar 1830niet.
Behalve
een algemeenen staf, sterk: 1 kolonel, 1 majoor, 2 kapiteins en
1 eerste luitenant
een plaatselijken staf van 2 kapiteins en 2 eerste luitenants;
eene artillerie directie van 1 luitenant-kolonel, 2 majoors, 2 ka
piteins, 6 eerste en 6 tweede luitenants;
eene geniedirectie, sterk 1 luitenant-kolonel, 1 majoor, 4 kapiteins,
4 eerste en 4 tweede luitenants;
eene militaire administratie van 1 kolonel, 1 luitenant-kolonel,
2 kapiteins, 2 eerste en 1 tweede luitenant en
den geneeskundigen dienst, sterk: 1 kolonel, 1 luitenant-kolonel,