MILITAIRE RECHTSPRAAK.
ARTIKEL 35. Rechtspl. landmacht. Benoeming
van Officieren Commissarissen.
Bevoegdheid daartoe. Informali
teiten.
I. Het Hoog-Militair-gerechtshof van Nederlandsch-Indië.
(Zitting van 19 Januari 1894).
Gezien het vonnis van eenen daartoe benoemden krijgsraad te
Makasser tegen den in hoofde dezer genoemden beklaagde gewezen
en uitgesproken op 18 November 1893, waarbij hij is schuldig ver
klaard aan„insubordinatie door woorden en gebaren", en te dier
zake veroordeeld tot de straf van miliiaire detentie voor den tijd van
twee maanden, met veroordeeling voorts in de kosten en misen der
justitie, alsmede in die van den processe;
Gelezen den namens den appellant op 21 December 1893 gedienden
eisch in appel, waarbij wordt geconcludeerd tot vernietiging of correc
tie van het hierboven gemeld vonnis van den krijgsraad te Makasser
van 18 November 1893, of te tot andere;
Nog gelezen de door den geappelleerde R. O. op 27 December
1893 gediende schriftuur van antwoord in appel, waarbij wordt ge
concludeerd, dat het Hoog-Militair-Gerechtshof, met tenietdoening
van het appel, het vonnis zal bekrachtigen en den appellant zai ver
wijzen in de kosten der appellatoire instantie;
Gezien de verdere stukken van den processe, zoo ter eerste instan
tie als in appel gediend
O. dat de beklaagde, thans appellant, te bekwamer tijd van het
tegen hem gewezen vonnis is gekomen in hooger beroep
O. dat de beklaagde, thans appellant, bij vonnis van den krijgs-