IETS OVER DE TENUE DER OFFICIEREN VAN HET NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER. Reeds verscheidene malen werd de vraag ter sprake gebracht, in welke tenue de officieren van het Nederlandsch-Indische leger behoo- ren te verschijnen bij gelegenheden als receptiën, huwelijks- en ver lovingsplechtigheden, diners, bals, begrafenissen enz. Bepaalde voorschriften bestaan hieromtrent alleen voor zoover betreft audiëntie bij, en voorstellingen aan den Gouverneur-Generaal, zoomede op galadiners en bals bij zijne Excellentie, welke voor schriften te vinden zijn in het reglement op den inwendigen dienst. Zoolang de sedert 1 Juli 1896 vervallen uniform werd gedragen, kon er alleen verschil van meening bestaan over de vraag of men bij receptiën enz. met of zonder schouderkwasten behoorde te ver schijnen. De geleerden waren het hierover lang niet eens. Deze beweerde, dat meu die versierselen alleen bij een eerste be zoek aan een hoofdofficier moest dragen en ze dus ter gelegenheid van volgende receptiën bij denzelfden persoon achterwege kon laten, gene was van meening, dat men bij dergelijke gelegenheden steeds met schouderkwasten behoorde te verschijnen, hetgeen natuurlijk de eenvoudigste manier was om niet in moeilijkheden te geraken. Yooral in kleine garnizoenen waar maar één of althans zeer wei nig hoofdofficieren aanwezig zijn, kon men met deze oplossing der quaestie volstaan, te meer omdat door eene in de algemeene order no. 57 van 1868 (zie ook: de A. O. no. 67 van 1893) voorkomende bepaling, het den officieren was vrijgelaten om buiten dienst in kleine tenue de schouderkwasteD al dan niet te dragen. Wanneer men zich met die kwasten versierd in het openbaar ver toonde, was men dus niet in groote tenue gekleed en kon er geen sprake van zijn, dat men zondigde tegen de, omtrent de te dragen tenue, gegeven voorschriften of bevelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1896 | | pagina 456