29
leger ligt eene wijde kloef en het is reeds voldoende om bij de op
roeping van vrijwilligers voor den Indisehen dienst zeer onverschillig
of zeer neutraal te blijven" dat „niet onbegrijpelijk is," wijl „die
autoriteiten met de behoeften van hun eigen korps, waarvoor zij aan
sprakelijk zijn, in de eerste plaats rekening houden" „om die op
roeping te doen mislukken".
Het Ministerie van Oorlog kan dus niet alleen een grooten invloed
uitoefenen bij den overgang van vrijwilligers van het leger in Neder
land bij dat in Indië, het kan dien invloed ook uitoefenen bij deta
cheering van officieren in de Koloniën, alsmede bij de vorming van kader
voor het Indische leger op de militaire instellingen in Nederland. Die
invloed is zeer toegenomen, sinds het Ministerie van Koloniën goed
heeft kunnen vinden, de militaire instellingen in Indië te verminderen,
ondanks den in 1875 door den Minister van Koloniën aan den Gouver
neur-Generaal van Nederlandsch-Indië gegeven raad, die ook door don
generaal Weitzel tijdens zijn eerste Ministerie werd beaamd, om de
aanvullingmaar vooral vorming onzer koloniale strijdkrachten niet
alleen aan het moederland over te laten." (1) Wat zou het, tegen
over deze omstandigheden, geven, indien het Koloniaal Werfdepot te
Harderwijk opgeheven en het beheer der koloniale werving bij het
Ministerie van Koloniën overgebracht werd? Zou Indië daardoor
een sterker, een beter leger krijgen? Immers neen?
(Slot volgt) A
(1) W. C. NieuwenhuijzoD, Het stelsel der militaire instellingen voor het Indische
leger, Indische Gids 1883.