ANTWOORD AAN DEN HEER G. NYPELS, KAPITEIN DER INFAN
TERIE VAN HET KONINKLIJKE LEGER VAN DE NEDER-
LANDSCHE-INDIËN, NAAR AANLEIDING VAN ZIJN OPEN
BRIEF IN N°. 3 VAN DEN 27en JAARGANG VAN HET
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT.
WelEclelgestrenge Heer!
Warneer de wellevendheid niet gebood U te antwoorden, dan zou
ik dat zeker hebben nagelaten. Allereerst toch heeft de opzettelijke
vooringenomenheid, die zoo overtuigend uit den door U in het licht
gegeven Open brief spreekt, mij daartoe eiken lust benomen, tet wijl
voorts de onverklaarbare wijze, waarop in deze aangelegenheid door
U gehandeld is, mij daartoe niet alleen aanleiding, maar zelfs het
recht gegeven zou hebben.
Onverklaarbaar noem ik Uwe houding:
1°. omdat, terwijl gij bezig waart aan mijn adres een Open brief
te richten van den toon en den inhoud als de Uwe, gij mij om een
onderhoud verzocht;
2°. omdat, nadat in dat onderhoud gebleken was, dat gij The
Chitral Campcting niet eens gelezen hadt en dus ook de lessen niet
kondet apprecieeren, welke daarin voor eene koloniale oorlogvoering
besloten liggen, gij bij nader inzien het goed recht van den recen
sent erkei det en nochtans dien brief liet afdrukken.
Van Uw pogen om onze, aan Uwen Open brief voorafgaande cor
respondentie over de bewuste boekbeoordeeling buiten mijn voorhen-
nis in het Indisch Militair Tijdschrift geplaatst te krijgen, wil ik
alleen in zooverre melding maken, als noodig is om U te zeggen,
dat ik zonder nadere opheldering terzake, daarin aanleiding zal vinden
om na dit schrijven niet verder met U in schriftelijke gedachten-
wisseling te treden.
En wat nu de onderwerpelijke quaestie aangaat, zoo schroom ik