91 bruikbare) waadbare plaats (1). Een weinig voorbij het punt, waarbij de rechter zijrivier, de Kroeëng Lamei zich in dezen stroom werpt, ongeveer een paal benedenstrooms van de plaats, waar de rechter zijrivier Kroeëng Anale uitwatert, bevindt zich, evenals tegenover kampong Djeroek eene waadbare plaats. Na links de Kroeëng Lamara te hebben opgenomen, slingert zich de Atjehrivier met eene groote bocht tusschen de kampongs Rëdëb en Lamsitih. Het terrein binnen die bocht is laag en met bamboedoeri begroeid. Ook het noordoostelijk deel van laatstgenoemde kampong, waar de rivier zich van noordwaarts weder westwaarts wendt, is met bamboedoeri bedekt. Bij Anagaloeëng is de rivier 40 a 50 M. breed, de vaargeul 3 M. diep en de oevers zijn daar steil en 3 i 4 M, hoog. Hier is een door ons gebouwde fraaie brug op ijzeren paleD, in 1894 weder voor de drie wapens bruikbaar gemaakt. Tot Anagaloeëng kan de rivier van de monding af met Chineesche prauwen worden bevaren. Van Kota-Radja tot Anagaloeëng oproeiende, heeft zoodanige prauw 6 a 10 uren noodig, terwijl zij van Anagaloeëng tot Kota-Radja den afstand in 2 a 3 uren aflegt. Bij hoogwater is het niet altijd mogelijk met die lichte vaartuigen de kracht van den stroom te breken en moet het transport te water tijdelijk worden gestaakt. Bjj Lambaroe wordt de gemeenschap tusschen de beide steile oevers, evenals te Anagaloeëng, door eene fraaie ijzeren paalbrug onderhouden. Onze versterking te Siroen kan als bruggehoofd worden beschouwd. Te Lampermei geschiedt het onderhouden der gemeenschap tusschen beide oevers door de fraaie spoorbrug, die, evenals de brug te Lam baroe, geschikt voor de drie wapens is. Door het geleidelik afnemen van het verhang wordt de stroomsnelheid op het gedeelte der Atjeh rivier tusschen Anagaloeëng en Kota-Radja steeds minder, ofschoon zij nog altijd aanmerkelijk blijft. Te Kota-Radja zijn twee ijzeren paalbruggende eene tusschen Panteh Peiraq en den naar den Kraton leidenden weg, Demmenibrug genaamd, is ongeveer lfiO M. lang en tevens spoorbrug; de andere onderhoudt de communicatie tusschen Gedah en Penaijoeng. Van af Kota-Radja stroomafwaarts (1) Het doorwaden der Atjehrivier bljjft altjjd eene gevaarlijke zaak, omdat het rivierbed en de stroomgeul zich aanhoudend verleggen, waardoor niet de minste zekerheid bestaat, dat de ondiepe plaats nog niet is weggespoeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 102