92
verminderen de oevers gaandeweg in hoogte en wordt de bodem der
rivier, die tot deze plaats vast en met grint bedekt is, week en mod
derig. De moerassige streek, waardoor deze rivier zich in zee stort,
is slechts weinig boven baar watervlak geiegen. Vóór haren mond
bevindt zich eene groote bank, die alleen Atjehsche prauwen (dja-
loer's, sampan's) en misschien nog marinesloepen en stoomsloepen,
bij hoogwater, bet binnenkomen toelaat. De waadbare plaatsen
stroomafwaarts van Lambaroe vindt men slechts tusschen Lambaroe
en Kota-Radja en zijntusschen de brug bij Lambaroe en de brug
bij Lampermei 4, tusschen de brug bij Lampermei en Pango 3, tus
schen Pango en Panteh Ei 1, tegenover Lamboeq 1 (bij het gevechts
terrein van 25 en 26 December 1873) en tusschen Pendeti en Panteh
Peiraq (beoosten de Demmenibrug) 2. Tusschen deze brug en de
monding zijn geene waadbare piaatsen.
Het verschil in waterstand in de Atjehrivier is zeer groot en wordt
veroorzaakt door plotselingen toevoer van berg- en regenwater, wan
neer in het bovenstroomgebied zware regenbuien vallen. Gaat dit
gepaard met hevigen wind op de kust en springtij, dan overstroomt
zij hare oevers tot Rëdëb en Djeroek en wordt het aanliggend terrein
over eene groote uitgestrektheid onder water gezet. Verdwijnen deze
invloeden, dan wordt het bandjirwater weder spoedig afgevoerd, doch
blijft het overstroomde terrein, zooals reeds gezegd is, nog geruimen
tijd drassig en voor troepenbewegingen geheel ongeschikt. Zooals
reeds hierboven werd aangeteekend, heeft eene vier en twintig-jarige
ondervinding geleerd, dat de meeste bandjirs's plaats vonden in de
maanden December, Januari en Februari, hetgeen niet wegneemt, dat
er ook in andere maanden bandjir's zijn geweest zooals in Maart
(1874) en Juli (1876). Eb en vloed zijn merkbaar tot Lamboeq.
Van de zijrivieren der Atjehrivier zijn de belangrijkste de Selimoen-
rivier, de Kroeëng Kemiroe, Kroeëng Djerir en Kroeëng Daroe. De
overige zijn slechts kleine beken, die enkele meters breed, gemiddeld
één voet diep en ongeveer 2 M. diep ingesneden zijn. (1)
(1) Zooals de K. Semilik (1.), de K. Lamkabir (r.), de K. Tjapoeëng (1.), de K.
Kir (r.), de Aloeër Pengapit (r.), de K. Anaq (r.), de Aloeër Lang (r.), de Aloeër
Sabaog (1.), de K. Samagani (1.), de K. Loetoe (L), de K. Tandjong (1.), de Aioeër
Makam (1.), enz.