97
1. in den spoorweg van Lampënëroet naar Ketapaug Doewa
voorts
2. in den patrouilleweg van het blokhuis Lamara naar den weg
langs Lehong en Mibau naar Ketapang Doewa;
3. in den weg van Ketapang doewa naar Lehongen
4. in den weg van Ketapang Doewa naar Lamlagang.
g. De Aloeër Makam (1.), een spruitje, dat in de moerassen beoosten
Kota Mëgat. (Mogat) ontstaat.
h. De Aloeër Toek Lakat (1.), een even onbeteekenend spruitje,
bezuiden den mond der Atjehrivier.
De rechter zijrivieren der Atjehrivier zijn
i. De Aroesan Nipah (r.), een onbeduidend spruitje, benoorden
Bidoek, dat overbrugd is voor de drie wapens in den patrouilleweg
van Penaijoeng langs den rechter oever der Atjehrivier
j. De Aroesan Bëlang Ije Oedip (r.), een even onbeteekenend
spruitje, benoorden de Aroesan Nipah en even als dit in de moe
rassen bewesten den Pedirdijk ontstaande en voor de drie wapens
overbrugd in den ad i. bedoelden patrouilleweg.
k. De Aroesan Poenloeng (r.), een zeer onbeduidend spruitje,
benoorden de Aroesan Bëlang Ije Oedip, dat in het moeras bij Kota
Babi (1) ontstaat en in den patrouilleweg langs den rechter oever
der Atjehrivier eene brug heeft, geschikt voor de drie wapens.
De Kroeëng Bakoïbenoorden Lampermei, is geen rechter zijrivier
van de Atjehrivier, maar een gegraven afvoerkanaal, dat deze rivier
met de Kroeëng Lingkar verbindt. Zij bezit eene brug, geschikt voor
de drie wapens, in den langs den rechter oever der Atjehrivier loo
penden weg van Lampermei over Pango naar den grooten weg van
Kota Alam naar Oleh Karang.
2. De Kroeëng Lingkar is geen irrigatiekanaal, onder het sultans-
bestuur op last van Habib Abdoel Raehman al Zaïr gegraven, zooals
door enkelen is beweerd. Zij is eene der kleine rivieren van Groot-
Atjeh, ontspringt op het oostelijk grensgebergte van dit gewest, loopt
in zuidwestelijke richting door de Bëlang Bintang en langs Mesigit
Hoho om daarna langs Toei, Selimbing en van hier in noordwestelijke
(1) Sedert 1878 schrijft en spreekt men uit Babi-, de juiste naam is echter Bak
Bi. (Bak Bak in Bak Oeër).