- 100 Eene waterleiding verbindt de Kroeëng Bëroek met de Kroeëng Lingkar (zie boven). 6. De Kroeëng Bëka ontstaat in de moerassen nabij den linker oever der Atjehrivier, loopt in zuidwestelijke richting langs de kam pongs Tebing en Oedjong Pëkan naar het gebied van Merasa en vereenigt zich ten oosten van kampong Pandan met de Kroeëng Doï (zie boven). Na die vereeniging neemt de Kroeëng Bëka op den linkeroever op de Kroeëng Belang Merasadie in de moerassen be zuiden Mendarsa Aloër ontstaat, en stort zich benoorden Dea Tengah in de Aroesan. De Aroesan is een linkertak van de Atjehrivier, evenals de Aroesan Kroëeng Tjoet als een rechtertak van die rivier is te beschouwen, loopt langs Lampantei, Lamtimoer, Kota Mëgat en Kota Pantei Tjermin en valt in de Koewala Tjangkoel. De Aroesan is het geheele jaar door bevaarbaar voor djaloer's en kleine prauwen en voor de drie wapens overbrugd in den patrouilleweg van Olehleh- Oost naar Gedah. 7. De Kroeëng Ning, thans een tak van de Kroeëng Daroe, ontstond aanvankelijk in het moeras bezuiden Ketapang Doewa, komt op korten afstand bewesten deze plaats binnen onze geconcentreerde stelling en loopt in noordwestelijke richting langs Belang, Empehroem, Bital, Soerian en Sinangri, neemt op den linker oever, ten zuidoosten van Lamtih de uit het moeras ten zuidwesten van Lamdjamoe komende Tjoet Manjang op en valt in de lagune bezuiden Oiehleh. Later is zij met de Kroeëng Daroe ten zuidwesten van Ketapang Doewa verbonden. De Ning is voor alle wapens overbrugd: 1. in den weg van Ketapang Doewa naar Djempit; 2. in den spoorweg van Ketapang Doewa naar Bëlang; 3. in den patrouilleweg, die den spoorweg van Ketapang Doewa naar Kota-Badja met den weg van Bëlang naar Kota-Radja verbindt 4. in den weg van Bëlang naar Kota-Radja; 5. in den patrouilleweg van Lamdjamoe naar den grooten weg van Kota-Radja naar Oiehleh 6. in den patrouilleweg, die den ad cl bedoelden patrouilleweg met den weg van Lamdjamoe naar Oiehleh verbindt;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 111