- 101
7. in den weg van Lamdjamoe naar Olehleb; en
8. in den weg van Lamtih naar den weg. ad 7. bedoeld.
De overige rivieren van beteekenis in Grroot-Atjeh en buiten onze
geconcentreerde stelling zijn:
8. De Kroeëng Raba, die het water naar zee voert, dat zich in
de IV moekim's verzamelt. Zij stroomt door het zuidoostelijk
deel der IV moekim's in eene kleine vallei langs den voet van
het gebergte. In het binnenland zeer laag en moerassig, zijn de
oevers bij de 80 M. breede monding tamelijk hoog. Deze is
alleen bij eb doorwaadbaar. In de geul, die zich in het midden be
vindt, staat bij eb M. en bij vloed 2-J- M. water. De breedte
van het ondoorwaadbare gedeelte is bij vloed circa 17 M. Bij de
monding is de bodem geheel zandig en voor den overgang der ver
schillende wapens geschikt, achter de duinen is de bedding zeer
modderachtig. Eene toen niet meer voor bespannen stukken en ca
valerie bruikbare brug verbond van 1884 tot 1894 hare oevers bij
de monding. Ongeveer 3000 M. van hare monding neemt deze rivier
aan haren rechter oever een zijriviertje op, dat, langs den voet van
het gebergte loopende, zijn water uit een van het noordoosten ko
mend beekje, de Kroeëng Pinang, ontvangt, die grootendeels door
sawahwater gevoed wordt.
9. De Lepongrivier is op het punt, waar zij zich in de lagune
stort, ongeveer 20 M. breed, doorwaadbaar en vast van bodem.
Hare oevers zijn laag.
10. De Kroeëng Angën ontstaat in de moerassen ten noorden
van de Bëlang Bintang uit de samenvloeiing van enkele beekjes met
het zich in de lage terreinen verzamelende regenwater. Zij is 3 M.
breed en hare oevers zijn 2 M. hoog en zeer steil. Haar bodem
is week en de stroomsnelheid zeer gering. Tot Kroeëng Kali doet
zich het getij gevoelen en is het water brak. Tot boven laatstge
noemde plaats is zij voor kleine prauwen bevaarbaar. Een dier
beekjes is de Kroeëng Kalidie uit de moerassen bij Batoe Poetih in
de Bëlang Bintang ontstaat en in den weg van Mesigit Siëm naar
Kroeëng Kali voor de drie wapens overbrugd is.
11. De Kroeëng Raija is een bergstroompje, dat in noordwes
telijke richting naar de baai vaD dien naam loopt. Bij hare monding
Dl. I, 1897 8