103 dat kanaal de Belang Djëroï en de westelijk van Tjot Bada gelegen sawah's. De met het graven verkregen aarde vormde aan de zuid zijde een dijk van 1| M. kruinbreedte en gemiddeld 1 M. hoogte. Deze dijk werd door onze troepen benut bij hun opmarsch naar Indrapoeri onder den Generaal van der Heijden. Het kanaal zelf had reeds lang zijne beteekenis als zoodanig verloren en was een sloot geworden, hier en daar droog of met stilstaand sawahwater gevuld. Tu8schen Loeëng Ije en Lambaroe vond men hier en daar de sporen van dezen weg terug. De plaats, waar het water van de Langkarong werd afgeleid, was in 1879 nog herkenbaar. Andere wegen bestonden er niet bij onze komst in Atjeh en de bevolking, die niet in het bezit van paarden en voertuigen was en in Groot-Atjeh voor het gros niet ver van den hoofdwaterweg, de Atjehrivier, woonde, gevoelde geene behoefte aan landwegen en maakte als middelen van gemeenschap van deze hoofdrivier en verder van de voetpaden en galangan's gebruik. Sedert 1874 zijn wij in Groot-Atjeh wegen gaan aanleggen tusschen onze verschillende posten, die schatten gekost hebben en waarvan ver scheidene met de opheffing dier posten langzamerhand verdwenen zijn. De verharde wegen, die in 1885 huiten onze geconcentreerde stel ling kwamen te liggen en voor het meerendeel goede bruggen en duikers bezaten, kunnen, desvereischt, weder spoedig in bruikbaren toestand worden gebracht, zooals met het gros in 1893 en 1894 is geschied. De vijand moge op verschillende plaatsen in die wegen hoofdzakelijk voor de irrigatie der sawah's coupures hebben gemaakt, sommige kunstwerken gedeeltelijk hebben vernield, zooals bruggen, om de houtwerken voor huiselijk gebruik aan te wenden, en verder aan het onderhoud der baan niets gedaan hebben, deze is door ons op eene te soliede basis aangelegd om van deze wegen, zoo noodig, niet spoedig weer gebruik te kunnen maken. De voornaamste wegen in Groot-Atjeh waren tot 1884: 1. De grintweg of liever verharde weg van Kota Radja over Lambaroe en Anagaloeëng naar Gleh Kambing, op den linkeroever der Atjeh rivier, 4 k 5 M. breed. 2. Die van Anagaloeëng over Montasik, Sënelop en Paja Oe naar Toengkoep, bezuiden Paja Oe verhard.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 114