108 niet verhard, maar voor het grootste gedeelte, ter breedte van 3M. begrint. 7. Van Penjirat naar Nesoeh, zand- of grasweg, 2 M. breed. 8. Van Lamreng naar Lehong Batah, 3300 M. laog en 4 M. breed, onverhard, maar begrint. 9. Van Nesoeh door kampong Batok naar Lehong Batah zand- of grasweg, 2 M breed; de weg begint bij den ooster ringdijk van den Kraton. 10. Van Lehong Batah Mesigit, over de Kroeëug Tandjong en den spoorweg van Kota Radja (1) naar Lambaroe, naar Pagar Ajer, gedeeltelijk verhard en gedeeltelijk zand- of grasweg, 4 M. breed. 11. Van Lamreng langs en benoorden, dus hier ten rechte aan de binnenzijde van de ceintuurbaan, naar Lambaroe, zand-of grasweg, 2 M. breed. 12. Van Lampermei over de Kroeëng Bakoï langs den rechter oever der Atjehrivier naar Pango en verder naar den weg van Kota-Alam naar Oleh Karang, 3.50 M. breed en alleen begrint. 13. Van Melagoe langs Tibang en over de Kroeëng Titih Pan- djang en Kroeëng Lëhën naar Kota Pohama. Deze weg, die in tegenstelling van den bovengenoemdeu weg van Pakan Kroeëng Tjoet naar Kota Pohama, de binnenweg naar Kota Pohama wordt genoemd, is 2 M. en op sommige plaatsen slechts 1.50 M. breed en alleen tusschen Melagoe en Tibang verhard. 14. De Pedirdijk, ten zuiden van Kota Laqsamana eindigende, begrint, ruim 2 M. breed. 15. Van de kampong van Toekoe Kadli langs den rechteroever tot aan de monding der Atjehrivier, 2 M. breed, hier en daar begrint. II. Patrouillewegen. Voor het meerendeel opgehoogd uit het omliggend sawahterrein of uitgekapt, daar waar zij door de kampongs voeren, genivelleerd en van afwateringslooten voorzien, zijn zij in den drogen moesson voor aile wapens bruikbaar; maar door hevige regens of bij bandjir's (1) lien wegbeschrjjving in een gebied, waar zeer weinig kampongs worden aan getroffen, zooals binnen onze geconcentreerde stelling in groofc-Atjeb, is altijd omslachtig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 119