116 invloed uit op den gezondheidstoestand. Stroomopwaarts van de Atjeh- rivier wordt het klimaat voor ons gunstiger en aangenamer. Te Anagaloeëng, maar vooral te Indrapoeri doet zich dit verschil zeer duidelijk gevoelen. Zou er werkelijk geen verband bestaan tusschen het klimaat van een land en het karakter der bevolkii g? Zou de invloed van het klimaat niet onvermijdelijk op den bewoner van het land moeten terugwerken? Evenals het Atjehsche klimaat is het Atjehsche volkskarakter heftig en wispelturig. De inrichting der kampongs is een bewijs, dat de bewoners der verschillende sagi's en hoeloe- balangschappen dikwijls vijandig tegenover elkander stonden en nog staan. Voortdurend werden en worden in Atjeh oorlogen gevoerd. Ook dit feit moet een grooten invloed op het volkskarakter uitoefenen. Men mag dan ook van den Atjeher zeggen, dat hij krijgshaftig, moedig en in verband daarmede ondernemend is. Zijn niet hooge trap van ontwikkeling vergeleken b.v. met die van den Javaan doet hem niet bogen op het bezit van goede vormen, zoo min tegenover ons als tegenover zijne hoofden. Zijne vrijpostigheid en het den vrijen teugel geven aan zijne onzindelijke en onhebbelijke gewoonten, zelfs in onze tegenwoordigheid, staan ons terecht tegen; maar we zijn in dat opzicht door de Javaansche beschaving en welgemanierdheid der inlandsche hoofden op Java en ter Westkust van Sumatra verwend. Onzindelijk is de Atjeher in hooge mate. In dat opzicht is hij een slecht Mohamedaan. Zijne groote, ja vaak belachelijke bijgeloovigheid is ook in strijd met een ontwikkeld islamisme. Groote waarde hecht hij, met het oog op het resultaat zijner ondernemingen, aan allerlei feiten en verschijnselen, waarin hij voorteekenen van geluk of ongeluk ziet. Ieder Atjeher gaat dan ook, iets willende ondernemen, te rade met de zoogenaamde gelukkige, onzekere en ongelukkige dagen en van lieverlede zijn wij in onze maatregelen van aanval en verdediging verplicht geworden, met deze drie categorieën van dagen die ons even goed als den Aijeher bekend zijn rekening te houden. Yoor zijce hoofden bezit hij meer vrees dan eerbied. Bij zjjne aangeboren zucht tot vrijheid lievendheid bezit hij aanhankelijkheid voor de swZfawsfamilie en de ctóafhoofden. Wat zijne levensbehoeften betreft, is hij sober. Velen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 127