117
uit het volk zijn aan opium verslaafd, een der middelen om de
strijders bijeen te houden. De moraliteit, de eerlijkheid en de goede
trouw der Atjehers staan bij de hen omringende inlandsche volken
niet hoog of liever zeer laag aangeschreven. Bekend is het tipoe
Atjeh. Als diplomaten staan de aanzienlijke Atjehsche hoofden boven
de geslepensten onzer ambtenaren en officieren. Over het algemeen
bezit de Atjeher, bij zijne minder goede ontwikkeling, eene groote
mate van menschenkennis. Hij peilt en doorgrondt ons veel beter
dan wij hem. Zijne hartstochten weet hij tegenover ons meesterlijk
te beheerschen. Indien hij wraakzuchtig is, moet dit gedeeltelijk
aan de landsinstellingen worden toegeschreven. De bloedwraak bestaat
nog in Atjeh en ieder Atjeher, die niet opkomt voor de aangerande
eer zijner vrouw, zuster, moeder of familie, heeft zich in zijn kampong
onmogelijk gemaakt. Schending der huwelijkstrouw en der kuischheid
zijn geene ongewone verschijnselen. Sexueele gemeenschap met onze
soldaten heeft hoogst zelden plaats. Paederastie is evenmin een
ongewoon verschijnsel. Staat de Atjeher bekend voor zijne geldzucht
en is er veel waars in onze bewering, dat hij voor geld tot alles
in staat is, hij bezit daarbij eene deugd, die den Javaan onbekend
is: de Atjeher is spaarzaam; hij weet zich tegenover ons en zijne
hoofden zeer arm voor te doen.
Wordt vervolgd).
Dl. 1,-1897
9