121 komsten fingeert, welke niet zijn overeen te brengen met de wetten der waarschijnlijkheidsrekening, doch onzes inziens doet dat voor het oogenblik niets ter zake. Het is hier uitsluitend de vraagwat moet men doen, indien een schot (-)-), of valt en het is niet: had dat schot vermoedelijk -j-, of kunnen vallen. Want deze laatste vraag stelt men zich bij het werkdadig vuren ook niet. In dien men nu een waarneemt, b. v. nadat men een groote sprong voorwaarts heeft genomen, dan kan men niets anders doen, dan weer vooruitgaan, al vinden wij de uitkomst nog zoo vreemd. Bovendien beoogt de oefening in het inschieten, het vaardig doen der commando's in verband met de gedane waarnemingen. Dit aan nemende behoeft men dus volstrekt geene gecombineerde toestellen z. a. dat van Dolleczeck- van Haeften en dat van den heer van Loon. Niet dat ik daarmede in eenig opzicht afbreuk wil doen aan de verdiensten van de ingenieuse ontwerpers. Iedere studie toch op ballistisch gebied dient bij den artillerie-officier gewaardeerd te worden, en maakt hem ballistisch beter geschikt voor de taak, die hem te velde wacht. Bovendien heeft het ontwerpen en bestudeeren van dergelijke toe stellen het goede resultaat, dat men de schietregels en al wat daar mede in verband staat wederom van onder af aan opbouwt, maar voor de vlugge toepassing er van brengt het ons geen stap verder dan de eenvoudige dobbelsteen, waarover ik hierboven sprak. Verder vereischt de behandeling van ieder toestelletje op zich zelve reeds eenige oefening en moet men vooral bij het toestel van den heer van Loon altijd eenige seconden wachten, totdat de trommel is uit gedraaid, terwijl de technische onnauwkeurigheden, welke alle toe stellen hebben, oorzaak kunnen zijn, dat de uitkomsten, meer dan met de wetten der waarschijnlijkheidsrekening is overeen te brengen, naar ééne zijde overhellen. ad 2. Beoefenen van het inschieten binnenskamers. Hieraan wordt alleen deelgenomen door hen die de sub 1 vermelde oefening hebben doorloopen en dus volkomen op de hoogte van de schietregels zijn. Ofschoon deze oefeningen indertijd wel door den Commandant der Veld en Bergbatterijen op Java werden aanbevolen, bestaat er tot nu toe geen bepaald voorschrift van, zoodat wij thans eens zullen bespreken op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 132