130
3°. Springpunt hooger brengen roode vlag naar rechts houden.
4°- IaSer links
5°. Vuur zwaaien met de roode vlag.
6°- Ophouden witte
7°. Oefening aanvangen met G. of overgaan tot G. vuur
roode vlag omhoog houden.
8e Oefening eindigen witte vlag omhoog houden.
9^ Aanvang met of overgang tot G. K. vuur beide vlaggen
omhoog steken.
De vlaggen moeten minstens IJ M in het vierkant zijn. Deze signalen
worden bij het doel naar dezelfde zijde overgenomen, als ze zijn af
gegeven. Daardoor voorkomt men iedere twijfel omtrent het rechts
en links. Bovendien krijgt de sergeant bij de seinkardoezen een
schetsteekening van de signalen, zooals hij ze ziet, front makende
naar de batterij.
Alle piketten en bamboezen geplaatst zijnde, wordt een man met
de vlag op den uitkijk gesteld. Stel nu, dat uit de batterij het sig
naal 7 wordt gegeven, dan worden voorloopig de piketten met
seinkardoezen bediend. De onderofficier wijst een willekeurig N» aan
om te ontsteken en wacht nu het signaal „vuur" af, dat hij on
middellijk door het Co. „vuur" voor zijne manschappen doet volgen-
De seinkardoes ontbrandt en wordt nu b. v. waargenomen, terwijl
ze ook zoodanig is ontstoken. De vuurleider gaat dan vooruit en
doet het signaal 1; waarop de onderofficier een volgende kardoes
doet ontsteken hetzij vóór of wel achter het doel. Volgen de sig
nalen 1 of 2 elkander echter steeds op, dan wijst de onderofficier
ook kardoezen aaD die verder of dichter van de batterij verwijderd
zijn. Volgt echter een tegengesteld signaal, dan doet hij kardoezen
ontsteken tusschen de uitersten, die reeds ontbrand zijn, in. Volgt
dan geen verder signaal, dan kan hij daaruit opmaken, dat men
groep schiet en steekt hij af en toe enkele kardoezen aan, welke
zoowel -f- als zijn gelegen ten opzichte van de kardoes, die
op het laatste signaal ontstoken is. Volgt nu later het signaal
1 of 2, dan neemt hij eenige verder of dichterbij gelegen seinkar
doezen.
Wordt er steeds goed geobserveerd, dan komt men ook tot het