132 dood, onder vuur nemen en de teireinen kiezer, zooals wij ze veelal voor ons zullen hebben in den oorlog. In dit opzicht kan men noch te Batoe Djadjar noch te Babakan vinden, wat men noodig heeft. Ook bij manoeuvres kan men met vrucht seinkardoezen aanwen den, die men dan b. v. kan opstellen op punten, waar troepen moe ten passeeren, bij accessen enz. Wij twijfelen er niet aan of, indien de sub. 1-5 vermelde oefenin gen behoorlijk zijn ingeleid en doorloopen, het schieten met scherp bij de practische oefeningen zoo vruchtdragend mogelijk zal zijn. Omtrent den tijd, die alle hierboven vermelde oefeningen in beslag nemen, moet men zich geen overdreven voorstelling maken. Hoogstens gaan daarin verband met andere exercitiën een maand of drie mede heen. Wil men echter gewaarborgd zijn, dat gedurende de oefenin gen de noodzakelijke verplaatsingen van officieren geene stoornis te weeg brengen, dan dient de opleiding bij de geheele bereden artil lerie volgens één en denzelfden maatstaf en op gelijke wijze plaats te hebben. Alsdan zal het ook spoedig blijken, of er op dit gebied nog verbetering noodzakelijk is, waardoor de eventueel uit te geven voorschriften veel in waarde en duurzaamheid zullen winnen. Indien men in verband met het bovenstaande nagaat, dat de jonge officieren reeds spoedig na aankomst in Indië in de noodzakelijkheid kunnen zijn, met eene sectie te velde te trekken, dan begint het hoog tijd te worden, dat men bij het militair onderwjjs in Nederland tot het besef komt, dat het niet aangaat onze officieren uitsluitend als Nederlandsche Vestingartilleristen op te leiden, maar springt de wenschelijkheid in het oog hun een en ander, op de Indische bereden artillerie betrekking hebbende, te leeren en daarbij zouden practische bekendheid met de exercitiereglementen benevens de opleiding tot het gevechtschieten niet mogen ontbreken. Weltevreden, Januari 1897 W. J. GIEL.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 143