140 Wijst de zaak terug naar den Krijgsraad, met last die, met in achtneming dezer sententie, op nieuw te berechten. Verstaat dat de kosten op deze vernietiging gevallen zullen komen ten laste van den Lande NASCHRIFT. Uit vorenstaande rechterlijke uitspraken blijkt nu weder voor de zooveelste maal, hoe zeer het noodig is de meeste zorg aan de op making der klacht te besteden. In weerwil dat, tengevolge van gebrekkige opmaking der klacht, reeds bij herhaling procedures werden vernietigd, ja zelfs beklaagden, wier schuld anders wettig en overtuigend bewezen was, moesten worden vrijgesproken, omdat de ten processe aanwezige klacht geen behoorlijke tenlastelegging der gepleegde daadzaken inhield, schijnt men nog niet overal doordrongen ie zijn van het gewicht dezer aangelegenheid. Een tweeërlei beginsel beheerscht deze materie, n. 1.: de beklaagde kan alleen schuldig worden verklaard aan feiten, welke hem behoorlijk zijn ten laste gelegd; de rechter moet op alle den beklaagde ten laste gelegde feiten recht spreken. De klacht moet, volgens art. 7 R. L., de redenen inhouden waarom het arrest is geordonneerd, „met bijvoeging der bewijzen of aanwij zing der getuigen daartoe betrekkelijk." Deze aanduiding van den inhoud der klacht is vrij onbestemd, onduidelijk en bovendien geheel onvolledig. Bij de militaire rechtspleging is de klacht eigenljjk wat „acte van beschuldiginggenoemd wordt bij de strafvordering in het gemeene strafrecht; zij is de grondslag der instructie en verdere gerechtelijke vervolging. Daarom moet aangenomen worden, dat aan de klacht, in hoofd zaak, dezelfde eisehen kunnen worden gesteld als aan de evenge- melde acte van beschuldiging. Art. 116. van het Reglement op de strafvordering zegt dienaan gaande

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 151