142
of de verdachte de hem niet toebehoorende goederen weggenomen heeft
bij nacht, in een bewoond huis, met of zonder geweld of bedreiging,
door middel van binnen- of buitenbraak dan wel inklimming of
valsche sleutels, in vereenigiDg met anderen of op den publieken
weg, enz.;
in het kort, alle die kenmerken, welke het feit tot misdrijf maken
en tot de bepaling van de soort medewerken.
In het belang eener richtige rechtspraak heeft de Advocaat-
Piskaal bij Circulaire dd 8 Maart 1886, no. 32, den Auditeurs-
Militair opgedragen, om, telkens bij het uitbrengen hunner adviezen,
indien de klachten niet aan de gestelde eischan voldoen, de aan
dacht van den bevel voeren den officier daarop te vestigen, met ver
zoek dezelve door behoorlijke, aangevulde klachten te doen vervangen.
Een groote stap in de goede richting ware het te noemen, in
dien aan die wenken behoorlijk de hand werd gehouden.
Doch wanneer, hetzij de Auditeur-Militair bij zijn advies daarop
niet heeft gelet, hetzij, niettegenstaande zijn daartoe strekkend advies,
de niet behoorlijk opgemaakte klacht ongewijzigd ten processe is
overgelegd gewordeD, dan kunnen de begane verzuimen toch nog
langs een anderen weg worden hersteld.
De wet geeft in de artikelen 31, 7779, 179 en 180 R. L. de
middelen aan, om, naar gelang van omstandigheden, de aan de klacht
klevende gebreken te neutraliseeren.
Opgemelde artikelen luiden als volgt:
„Art. 31. Wanneer de Auditeur Militair vermeent, dat de beklaagde
„nog nader behoort te worden gehoord, of dat nog eenige getuige
nissen of andere bewijzen behooren te worden ingewonnen, doet hij,
„bij zijne gezegde kennisgeving, verzoek tot het benoemen van offi-
„cieren commissarissen doch enz
„Art. 77. Indien in een verhoor, of in den loop van het proces,
„aanleiding voorkomt, om den beschuldigde ook van een andere
misdaad te verdenken, zal door commissarissen aan den Auditeur
„Militair mogen worden toegelaten, om den beschuldigde ook daar
over te doen ondervragen, mits zulks vooraf aan den beschuldigde
„worde bekend gemaakt.
„Art. 78. Wanneer een beschuldigde uit zich zeiven belijdt eene
7) 1