DE POLITIEK VAN DEN OORLOG IN ATJEH.
W. C. NIEUWENHUIJZEN,
Voormalig Chef van clen Staf bij de troepenmacht in
Atjeh en Onderhoorigheden.
Vervolg
De strijdwijze der Atjehers is die der gewone guerillamaar heeft
overigens voor ons niets typisch. De leiders van den oorlog waar
schuwen steeds, zich met onze troepen in het open veld te meten,
en zoo de vijand al eens op zijne bëlang's stand houdt, vecht hij
steeds in verspreide orde. Yan gesloten vormen en diepe doelen is
nimmer sprake. Elke bende gehoorzaamt haren eigen aanvoerder.
De benden zijn 10 tot 150 man sterk. Samen strijdende, springen
zij elkander bij zelfs wanneer de bendehoofden, wat dikwijls het
geval is, met elkander in onmin leven, maar dit gebeurt meer uit
een gevoel van solidariteit dan krachtens hooger bevel. De leiders
van den oorlog zijn meer politieke, d. w. z. religieus-politieke leiders,
een militair opperbevel ontbrak tot dusver. Gevaarlijker dan in het
open veld is de Atjeher voor ons, wanneer hij onze patrouilles of
bewakingsdetachementen met het blanke wapen dat hij meesterlijk
hanteert uit zijne hinderlagen bespringt. Bekend met het terrein,
weet hij zijne hinderlaagstellingen altijd goed te kiezen. Een onregel
matig salvo uit geweren en donderbussen gaat den aanval met
klewang en lans vooraf; soms wordt de klewang in de rechter-en
de rentjong in de linker hand gehouden. De vijandelijke benden,
die onze troepen op deze wijze afbreuk trachten te doen, zijn in den
regel niet sterker dan 25 man. Bij den opmarsch naar de hinder
laagstelling loopen gewoonlijk twee Atjehers als spits, op korten
afstand van de overigen, vooruit op kondschap. Bij het in stelling
komen splitst zich de bende soms in tweeën, hetzij om onze troepen
Dl. I, 1897. 12
DOOR