159
om eenige oogenblikken daarna hetzelfde te doen. Op deze wijze
wijkt de vijand voor onzen frontaanval tot in zijne benting's en
versterkte kam pong's en bestookt hij steeds onze flanken om zoo
doende ons bestrijkend infanterie-en artillerievuur zooveel mogelijk de
gelegenheid te ontnemen tot hun recht te komen. Aldus handelende,
kan de vijand, met eene geringe macht en zonder zelf veel verliezen
te lijden, ons voortdurend harceleeren. Treden wij met veel troepen
op, zoo bieden wij hem slechts eene grootere schijf aan. Bij offensieve
optreding onzerzijds snelt de geheele bevolking te wapen om met de
beroepsstrijders gemeene zaak te maken en zich in het bedekte terrein
vast te klemmen en ons dit stap voor stap te betwisten. De juiste
plaats van opstelling van den zeer verspreiden en zeer gedekten vijand
is ons ten slotte niet bekend. Welke vaste punten of versterkingen
de vijand in 1890 en 1891 om onze vestiging bezet had, blijkt uit
de hierbij gevoegde kaart van „De vijandelijke positiën rondom onze
geconcentreerde stelling in Groot-Atjeh". (schaal 120000)
De blanke wapens der Atjehers zijn
1. De ladèng.
2. De tarabadjoï, die zeer zelden voorkomt.
3. De roedoes.
4. De sadëb-sadëb's in kleine afmetingen; zijn grasmessen.
5. De sikin pandjang.
6. De sikin pasangan.
7. De klewang tebal oedjong (klewang met breede punt).
8. De galaijang tokong (een sikin pandjang met afgeronde punt).
9. De sikin delapan sagi (sagoïj, een staatsiewapen met achtkan-
tigen greep, dat zeer zelden voorkomt.
10. De tjok ijang, eene soort van klewang.
11. De pëdëng (een sabel).
12. De radja doempak, een staatsiewapen van uitheemschen
oorsprong, dat zeer zelden voorkomt en veel overeenkomst heeft met
een pëdëng.
13. De kasok, een langwerpig zwaard.
14. De parang gedah, een krom zwaard.
15. De rèntjong (dolk).