161 precio8a; want wie veel geweren en munitie bezit, behoeft niet be vreesd te zijn aangevallen te worden en de hoeloebalang, die het langst kan laten schieten, zal in den regel tegenover den minder met munitie bedeelden tegenstander de overwinning behalen. Het geweervuur brengt den Aljeher in verrukking en is in staat, bij hem een geestdrift op te wekken, die wij anders moeilijk bij hem kunnen waarnemen. Het geknal en gedreun van het geweervuur mag dan ook evenmin bij zijne feesten als bij zijne gevechten ontbreken. In het gebruik van het geweer is hij echter niet voldoende bedreven, zijne kennis daarvan is, in vergelijking van de onze, zeer gering en aan het onderhoud van het geweer besteedt hij weinig zorg. De voorraad geweren moge bij den vijand nog groot zijn, vele er van zijn defect, terwijl de kwaliteit van het gros, evenals die der munitie, niet goed kan zijn. Trompladers, achterladers, geweren, karabijnen, pistolen, revolvers, van Europeesch en Amerikaansch fabricaat zijn in handen van den vijand. Groot was de invoer van vuurwapens en munitie vóór het begin van den oorlog, toen men dezen in Atjeh onvermijde lijk achtte. De Gouvernements-Commissaris bij de eerste espe ditie meldde in Maart 1873, dat sedert Augustus 1872 meer dan 15000 geweren en 5000 vaten buskruit, blijkens de bij den Nederlandschen vice-consul op Poeloe Pinang berustende gegevens, in Groot-Atjeh waren ingevoerd. Onze politieke agent op Poe loe Pinang, de Heer Lavino, schreef tusschen 1874 en 1876 herhaaldelijk aan den Gouverneur-Generaal, dat de groote voorraad oorlogswapens en munitie, die vóór het uitbreken van den oorlog in de meeste Atjehsche havenplaatsen aanwezig was, den vijand tot laatstgenoemd jaar in staat kon stellen den oorlog zonder eenig geconstateerd gebrek aan munitie voort te zetten. Bovendien wist de vijand gedurende den geheelen oorlog veel geweren en munitie binnen te smokkelen. Aanvoer van Poeloe Pinang of elders heeft nog steeds plaats, hoewel nu en dan zeer lastig gemaakt door de politioneele blokkade van een gedeelte der West-, de Noord- en een gedeelte der Oostkust. De vijand heeft gedurende den oorlog, zoowel van onze deserteurs als van Siameesche vuurwerkers, die zich in 1886 in de XXII moe- kims ophielden, de buskruitfabricatie geleerd en eenige pyrotechnische

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 172