162 kennis opgedaan. Hij verzamelde totdat dit door ons zooveel mogelijk bemoeilijkt werd de door ons weggeworpen ledige patroon hulzen, vulde deze met eigengemaakt of gekocht buskruit en schoot daarmede uit eenige zijner geweren. Een tijd lang wist hij onze niet gesprongen granaten en granaatkartetsen weder, tot eigen gebruik, dienstbaar te maken, zoowel voor den aanleg van mjjnen op onze spoorbanen als om met die projectielen uit zijne enkele nog bruikbare vuurmonden op onze versterkingen te schieten. Het laatste heeft nog in 1892 en 1894 plaats gehad. Met zijne zeer gebrekkige middelen heeft de vijand herhaaldelijk getoond (o. a. te Segliinl886 en 1887) zich goed te kunnen inschieten op onze positiën. De vruchtbaarheid van den bodem in de vallei van Groot-Atjeh stelde deze in staat eene talrijke bevolking te voeden, wier hoofd bedrijven landbouw (1), veeteelt en visscherij waren. Een gedeelte der bevolking, die zich sedert 1873 aan ons gezag heeft onderworpen, oefent den kleinhandel uit. Veel handel is er anders in Groot-Atjeh nooit geweest. Artikelen van uitvoer bezat dit land niet. Behalve opium, vuurwapenen, munitie, kaïn's, gedroogde visch, olie en andere artikelen moest ook rijst worden ingevoerd, omdat de oogst in de vruchtbare vallei, zoo 't scheen, nog niet voldoende voor de behoefte was. Havenplaatsen vond men aan de monden der Kroeëng Raija, Koewala Gigiëng, Koewala Atjeh en Koewala Nedjid. Rijst is het hoofdvoedsel, zoodat de bevolking in de vallei van Groot-Atjeh zich hoofdzakelijk met de rijstcultuur bezig houdt. In de tuinen binnen de kampongs of in de onmiddellijke nabijheid daarvan plant men suikerriet die hier van goede qualileit is djagong en andere plantaardige levensmiddelen. Peperaanplantingen op groote schaal treft men niet in Groot-Atjeh, doch alleen in de Onderhoorigheden aan. In Groot-Atjeh vindt men slechts op enkele plaatsen, aan of in de bergen, kleine pepertuinen. In de kampongs heeft men allerlei vruchtboomen. Pinang- en klapperboomen worden er in grooten getale aangetroffen. In sommige kampongs houdt men 1) Ieder Atjeher kent en beaamt het spreekwoord: ,de meester van alle soorten van broodwinning is de landbouw."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 173