168
en vischvangst. Na den landbouw is zeker de vischvangst de voor
naamste bron van bestaan.
De pepercultuur maakt dit gedeelte van Atjeh tot een rijk land.
De rijstcultuur, die in vroegere jaren in de meeste staatjes niet
genoeg voor de behoefte opleverde, is sedert de sluiting van een
gedeelte der kust voor in- en uitvoer zeer toegenomen. Peper en
pinang, die er op groote schaal worden geteeld, zijn de hoofdproducten
van uitvoer. De federatie van Gigiëng heet de rijstschuur van Atjeh.
De hoofdcultures zijn de peper, rijst en pinang, nevencultures
suikerriet, koffie, klappersmuskaatnoten, staartpeper (die niet wordt
aangeplant, maar in het wild opgroeit en de aroe tot geleideboom
heeft), tabak en zijde. De uitvoer van pinang is tot 300000 dollars
gedaald.
Tot de uitvoerartikelen behooren ook de boschproductenrotan,
getah, was, hars, drakenbloed, reukhout, sapanhout, salasaribast
voorts rotanmatten, toedoeng's, benzoë, pandanmatten, olifantstanden,
rhinoceroshoorn en paarden (van de Gajoelanden).
De nijverheid is over het algemeen nog weinig ontwikkeld. De
wapensmederij is goed, de goudsmederij staat beneden die van Groot-
Atjeh. De zijdeweverij is weder aan het opfleuren. De vervaardiging
van toedoeng's en pandanmatten is eene vrouwelijke bezigheid.
De Noordkust bezat tot 1877 een rijken veestapel. DePedirsche
sapi's waren van zeer goede qualiteit en werden aan onze troepen
macht in Groot-Atjeh geleverd; zij konden met de Siameesche wedij
veren en waren dus beter dan die van Negapatnam en Malaka. In
dat jaar brak ter Noordkust eene hevige epizoötie uit, waarvan
vooral Pedir de gevolgen op zeer gevoelige wijze moest ondervinden.
In Ajer Lëboe en Endjoeng vindt men betrekkelijk veel paarden.
De scheepvaart der Atjehers is sedert hoofdzakelijk kustprauw-
vaart geworden.
Tusschen de kuststaatjes en de Straits Settlements heeft ten allen
tijde een levendig handelsverkeer bestaan. Zelfs van Melaboeh, Soesoe
en Tampat Toewan bestaat nu nog meer contact met Poeloe Pinang
dan met het zooveel dichter bij gelegen Padang. Poeloe Pinang is
het centrum van dat handelsverkeer. Daar wonen de groote geld
schieters en komt de Atjeher niet alleen om zaken te doen, maar