191
schikking te geraken. Hetgeen den een was gelukt, trachtten anderen
insgelijks te bereiken. Yandaar telkens het verzet tegen de bestaande
orde van zaken en eindelijk de bandeloosheid, die bij onze komst in
Atjeh bestond als gevolg van de krachteloosheid van het sultansbestuur.
Feitelijk vormden de hoofden eene zekere aristocratie en was de
door hen vervulde betrekking erfelijk in hun geslacht. Volgens van
Langen geschiedde de keuze van een opvolger door de erfgenamen,
de onderhoorige hoofden in het bewuste gebied benevens de oud
sten en de schriftgeleerden oelama'sen had zij geen ander doel
dan den meest geschiktedus niet den oudste uit het regeerend of
besturend geslacht tot dien opvolger te bestemmen.
De keuze van een sultan werd gedaan uit de rechthebbenden
op den troon uit het regeerende geslacht door de sagihoofden en
verschillende hoeloebalangs. Zij geschiedde met groote plechtigheid,
waarvoor, evenals bij de aanstelling en reizen van panglima's sagi
en hoeloebalangs, het overlijden van voorname hoofden, de geboorte
hunner kinderen en de huwelijken der adathoofden, een ceremonieel
was vastgesteld, waarbij de chandoerVs of feestmalen, waarbij de
zegen van het Opperwezen wordt afgesmeekt, niet mochten ont
breken.
De bij dergelijke plechtigheden te vorderen huldebewijzen en in
acht te nemen gebruiken zijn ons bestuur bekend en worden tot
zekere hoogte ook door ons gevolgd. Gedeeltelijk is ons de pré
séance der verschillende Atjehsche hoofden en de bij bezoeken van
en aan hen in acht te nemen étiquette bekend. Zoo is b.v. een
panglima sagi niet alleen in Groot Atjeh, maar in geheel Atjeh een
zeer hooggeplaatst persoon, die, tegelijk met de hoofden der fede-
ratiën van Pedir en Gigiëng of met de hoeloebalangs of door ons
genoemde „radja's" van Pasangan of Samalangan in den Kraton
verschijnende, als den hoogst geplaatste moet worden beschouwd
De toeivankoe's of zij, die tot de sultansfamilie behooren, hebben
den voorrang boven alle adathoofdendeel uitmakende van verga
deringen of openbare bijeenkomsten, moeten zij het eerst toege
sproken worden.
Het prestige der Atjehsche hoofden is niet zoo groot als dat op
Java. In de eerste plaats kon de sultan zijne macht over de sagi-