194 sultanaat den ambtstitel van hoeloebalangIn de federatiën van Pedir en Gigiëng dragen sommige hoofden den titel van bintara. Elders in de vazalstaatjes hoort men van titels als këdjoeroewan wakil, chadamkëtoeha of pëtoehadatoe (in de Maleische neder zettingen), enz. Hooge Maleische titels zooals Sri maharadja en Radja setija zijn in Atjeh niet onbekend. De hoeloebalang van Merasa draagt den titel van radja moeda setijadie van Melaboe van radja setija. De hoeloebalang van Merdoe was panglima prang, die van Teloq Semaweh wazir van den sultan. Beide titels zijn erfelijk geworden zooals elders die van pahalawan. Enkele hoeloe- balangs's dragen den titel van maharadjazooals die van Teloq Semaweh. Polim, NegNanta, Pakeh, Kembangan, zijn geene titels, maar ge slachtsnamen. In het algemeen bestuur werd de sultan bijgestaan door zijn staats secretaris, die den titel droeg van kerkoen chatiboel moeloek. De opperrechter van den in de bandar Atjeh gezetelden sultan droeg den erfelijken titel van toekoe kadli malikoel adil. Over de bandar Atjeh voerde de sultan persoonlijk het bestuur. De bandar Atjeh bestond uit den Kraton met de kampongs Kandang (in 1886 door ons verwoest), Merdowati, Djawa, Pandai of Pandei en Gedah, Pakan Atjeh en Panteh (Pantai of Pantei) Peiraq, de beide oevers der Atjehrivier tot hare monding (koewala) en de reede van koewala Gigiëng tot Merasa. Verder behoorde tot het gebied van den sultan behalve de tanah waqf in de Onderhoorigheden nog: 1° de groote mesigit mesdjid raija) genaamd baWal rahman (huis van den barmhartige) en de daarbij gelegen kampong's, eerst bestuurd door één hoeloebalang onder den titel van panglima mesdjid raija later werd dit gebied gesplitst in mesdjid raija linker- en rechteroever der Atjehrivier; de hoeloebalang van het laatstgenoemde gebied was de toekoe kadli malikoel adil; 2° de moekim's Lehong Batah, Pagar Ajer en Lamsajoen 3° de III moekim's Kerkoen, bestuurd door den kerkoen chati boel moeloek als hoeloebalang; 4° de hoeloebalangschappen Nja Belang, Tjadeh (Tjadai of Tjadei) en Koewala Gigiëng, bekend onder der naam van negri waqf; en 5o Poeloe Weh.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 205