196 en de waasching der dooden. De bewering, dat de betrekking van deze tengkoe'a van vader op zoon overgaat, ia niet jui8t. Het ge halte dezer geestelijken ia zeer gering. Van de kennia der gods- dienatige voorachriften weten zij weinig, zoodat het door hen gegeven onderwijs veel te wenachen overlaat. Ook in Atjeh hoort men van verschillende geestelijke titels spre ken. Vooreerst worden in den godadienstigen adel de afstammelingen van den Profeet said en sjarif genaamd. In Atjeh voegt men daaraan den titel tengkoe toe. Abdoel Rachman al Zaïr eiachte, dat men voor hem in Atjeh beide titels door habib verving. Alle mannen en vrouwen, die elementair godsdienstonderwijs geven en alle geeatelijken in Atjeh, zooala de lebei's, (op Java santri's), de hadji'sde malim's, (1) de alim's (2), de oelama's (2) de kadli's (3) dra gen den titel van tengkoe. Panghoeloe is een in Atjeh onbekende titel. Het A-tjehschpangoeleh wil „het hoofd" of „de Heer" zeggen. Zoo noem de men in Atjeh alleen den Profeet en later ook Abdoel Rachman ai Zaïr. De bevoegdheid om als geestelijke op te treden is in Atjeh aan geenerlei bepaling onderworpen. Ieder, die daartoe roeping gevoelt, kan dat doen, waar en wanneer hij wil. De titel van hadji mist in Atjeh de aureool, die daaraan op Java verbonden is, en geeft in Atjeh geene praerogatieven. De elders bestaande gewoonte der terugge keerde pelgrims van Mekka om de Arabische kleederdracht te blij ven dragen is in Atjeh onbekend. De oelama's zijn godgeleerden, die zich het bestudeeren der kitab's tot levensdoel hebben gesteld. Volgens van Langen hebben zij steeds grooten invloed op het be stuur en de rechtsbedeeling uitgeoefend en zijn zij de vraagbaak der domme dorpsgeestelijken en der adathoofden, waardoor zij, ook zonder daarbij tegenwoordig te zijn, pressie uitoefenden op de rechtspraak. Velen hunner worden vereerd, sommigen zeer gevreesd. In naam behoort de Atjehsche bevolking tot den orthodoxen islam naar den sjafiïtischen ritus, maar volgens Dr. Snouck Hurgronje valt op de rechtzinnigheid van het geloof veel af te dingen en is er in (1) Halim, schriftkundige, iemand die iets van de kitab's verstaat. (2) Alim, de geleerde, de gestudeerde; oelama, de specialiteit, autoriteit, professor. (3) Kadli, de godsdienstige reohter in het hoeloebalangschap.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 207