201 door zijne vijanden Habib Oenta wordt genoemd. Later trad hij in dienst bij de Atjeh-leverantie" als veehoeder. Daarna werd hij geestelijke en onze vijand. Tot December 1895 hield hij zich in Lamkrak op. Tengkoe Tanah Merah uit de XXII moekim's en te Panteh Ka- rang wonende. Tengkoe Mad Oesin Tanah Abei, iiit de XXII moekim's, geeft onderricht in den prang sabil, waarvoor de beste scholen anders in Pedir worden gevonden. Behalve bovengenoemde zijn er nog vele andere godsdienstleeraars, die als bendehoofd fungeeren. Bij de hoofden van den tegenstand ontbreekt tot dusver alle een heid van leiding, alle vastheid van plan. Tusschen de ad 3,4 en 5 genoemde personen bestond eene voortdurende verdeeldheid. Door onderlinge jaloezie waren zij innige vijanden van elkander. In den nood staan hunne benden elkander wel is waar bij, doch de aan voerders treden dan slechts zóóveel met elkander in overleg als de omstandigheden het eischen. Ofschoon tot dusver den oelama's ruimte van blik en organiseerend vermogen ontbreekt, zijn zij niet temin op dit oogenblik in Groot-Atjeh de meesters van den toestand en vormen deze geestelijken er de partij van actie, sedert April 1896 door Toekoe Oemar en verschillende adathoofden ondersteund. Wordt vervolgd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 212