203 Per week wordt er dus per peloton 3/4 uur beschikbaar gesteld, om de manschappen te oefenen. Rekent men voor het uit- en aan doen der jassen enz., het indeelen in klassen, het aantreden, richten enz. bij het afmarcheeren te zamen uur, dan blijft er nog maar voor de oefening een half uur over. Men zal moeten erkennen, dat dit voorschrift niet geheel voldoet om eene behoorlijke rente te ver krijgen van het aan de oprichting en inrichting der gymnastieklo kalen besteede kapitaal. Verder is voorgeschreven, dat het kader vereenigd en door een daartoe geschikt en door den korpscommandant aan te wijzen onder officier onderwezen moet worden, terwijl een officier, in de gymnastiek ervaren, met de leiding van het onderwijs wordt belast. Nu is hiermede wel eenigszins erkend, dat bedrevenheid in de gymnastiek niet met de chevrons komt, maar men zal onderofficieren en korporaals eerst dan als onderwijzers kunnen doen optreden, wanneer zij een zeer goede leerschool hebben doorloopen. Beter zou het zijn om van het beginsel uit te gaan goede gymnasten als instructeurs aan te wijzendeze weten uit eigen ondervinding, hoe zij hunne spieren moeten gebruiken, en kunnen dat ook het best aan anderen mededeelen. Ook hier geldt de regel: „het is niet mogelijk anderen iets te leeren, wat men zelf niet kan". Wil men echter onderofficieren en korporaals als ouderwijzer ge bruiken, dan moeten zij afzonderlijk, op degelijke wijze geoefend worden. Wij nemen de vrijheid hierna een denkbeeld voor goed geleide militaire gymnastiek-oefeningen aan te geven. Het kader wordt in afdeelingen van 12 man gesplitst, en iedere afdeeling geheel op zich zelve geoefend gedurende den beschikbaar gestelden tijd door den aangewezen instructeur; in verband hiermede moet het meer uren per week dan thans regel is, gymnastiekles krijgen. De instructeur, die op deze wijze in staat is aan iedere klasse zijne geheele aandacht te schenken, formeert van de meest geoefenden eene afzonderlijke afdeeling, terwijl de minder goeden zoo noodig in verschillende klassen worden geplaatst; het kader wordt dus naar de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 214