205 leerling zich niet in, steunt op de hulp, zoodat deze in plaats van ten nutte, ten nadeele van den man zou komen. De leerlingen moeten steeds oplettend de bewegingen gadeslaan, die voorgedaan en daarna door hen verricht worden; door de fouten van anderen te zien, en te trachten, deze te vermijden, leeren ze ook. Voorts moeten de instructeurs er op toezien, dat bij het uitvoeren der bewegingen alleen die licbaamsdeelen bewogen worden, waarop de oefening betrekking heeft en dat de andere stilblij ven. Hierdoor krijgt men macht over zijne spieren, de lichaamsdeelen worden los van elkaar, men maakt ze gehoorzaam aan eigen wil. Doordat ook de hulponderwijzer de oefeningen voordoet, die de instructeur heeft aangegeven, oefent hij zichzelf tegelijkertijd, terwijl hij zich door zijne functie van voorwerker verplicht zal achten de beweging zoo goed mogelijk te doen. Hij geeft en krijgt dus tege lijkertijd onderwijs, terwijl hij tevens in staat wordt gesteld, om, mocht de onderwijzer om één of andere reden uitvallen, dezen te vervangen. Op deze wijze handelende, kan men binnen korten tijd reeds vele vorderingen zien maken. De lust zal nog aangewakkerd worden door de mogelijkheid om in eene hoogere klasse over te gaan, wanneer groote vlijt is betoond en genoegzame vorderingen zijn gemaakt. Wat de verdeeling in 2 klassen betreft, zooals het voorschrift dit aangeeft, zouden wij het volgende willen voorstellen. Tegenwoordig beoordeelt de Compagniescommandant de overgang van de tweede naar de eerste klasse; we achten de volgende regeling beter. Eens of tweemaal per jaar wordt een examen gehouden om te beoordeelen, wie geschikt is voor de eerste klasse. De commissie bestaat uit den luitenant, die met de leiding van het onderwijs aan het kader belast is, den hoofdinstructeur en 3 man uit de hoogste klasse van het kader. Een dergelijke commissie verkiezen wij, omdat de luitenant de man is, die het geheele onderwijs als het ware geleid heeft, en dus ook het best kan beoordeelen, of men voor de eerste klasse in aanmerking komt; de hoofdinstructeur, omdat deze be schouwd kan worden als de beste werker van het korps, en de Dl. I. 1897. 15

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 216