211 15 16 17 18 19 20 Rompbuiging over dwars. Rompkeering. Romprolling Zijwaartsche beenrolling Kniestrekking en buiging naar vo ren en achteren Voetstrekking en buiging 20-30-40 malen. 10-20-30 malen naar rechts en links. 8-16-30 malen rechts en links om 4-6-8 malen rechts en links beurtelings 6—8—10 malen rechts en links 20 - 30 - 40 malen ach tereen Rug- en buikspieren worden hier bij geoefend. De romp wordt in zijdelingsche richting langzaam en zonder hevige inspanning heen en weer gewiegd. De romp draait in vertikale hou ding even ver naar rechts als links. Het overige lichaam blijft in den eerstaangenomen stand. De romp draait in de heup, blijft overigens gestrekt en vormt een' zoo wijd en diep mogelijken kring. Hoofd en hals blijven eveneens ge strekt. De oefeningen 14 tot en met 17 dienen tot versterking van rug-, buik- en heupspieren. Het opgelichte been beschrijft een' zoo wijd en hoog mogelijken kring, terwijl het volkomen gestrekt van voren naar achteren en ver volgens in 't heupgewricht rond draait; zoodat het telkens weer terugkeert naast het andere op den grond staande been, dat nu de oefening uitvoert. Het bovenlijf blijft daarbij in rechte houding^ Door deze beweging wordt de heupgeleding vrij gemaakt. Het been wordt hoog opgelicht, en de knie gebogen en daarna naar voren of achteren gestrekt en daarna weer gebogen. Heeft ten doel de kniegeleding vrij te maken. De teenen worden krachtig op en neerbewogen, alleen echter in 't voetgewricht. Hierbij zijn de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1897 | | pagina 222